De klepperman

1693%20klepper

 

In het jaar1690 kwam het beroep Klepperman ten tonele, onder andere in de plaats Ede. Dit duurde tot het jaar 1926 waarna het beroep uit de gratie ging. De Klepperman had een soort ‘klep’ bij zich dat op het geluid van een ratel leek. Op zijn ronde riep hij luidkeels hoe laat het was. Omdat het houten voorwerp een aardig kabaal maakte, werd deze ook ingezet als waarschuwing bij een eventuele brand. Dat gebeurde nogal eens, omdat de woningen uit simpel bouwmateriaal bestonden. De Klepperman was dus ook een brandwacht. Deed hij zijn nachtelijke ronde rond bijvoorbeeld 23.00 uur op een willekeurige plek, dan liet hij zijn ‘klep’ ratelen en riep met luide stem dat het inmiddels 23.00 uur was. Dat klepperen deed hij elk uur tot zes uur in de ochtend. De ‘klep’ was van eikenhout gemaakt. Een sterke en zware houtsoort. Omdat de man voor zijn diensten betaald moest worden, diende iedereen in het dorp of stad te betalen met uitzonderingen van mensen die geen cent te makken hadden.

Rond de 17e eeuw waren de huizen bedekt met stro of riet. Als er brand ontstond dan was blussen bijna onmogelijk. Het vuur sloeg snel om zich heen. Het stro en riet branden dan als een fakkel en binnen de kortste keren stond er geen woning meer overeind. Soms gingen in die tijd hele dorpen of steden in vlammen op. Dat was ook het geval in Ede in 1684 bij een grote brand. Zogenaamde buurtmeesters die werden ingesteld hadden kregen strenge regels mee. De Klepperman en de Schout moesten beter opletten op het storten van as en vuur door het volk op nabijgelegen mestvaalten. Was iemand onvoorzichtig met vuur, dan moest de veroorzaker voor die tijd veel geld betalen. Omdat het volk het nut van de Klepperman wel zagen zitten, waren ze bereid om hem te betalen.  

Toch kleefde er ook een nadeel aan het klepperen. De bevolking vonden het toch verstandiger dat, stropers en ander gespuis, het geklepper niet meer konden horen, omdat ze dan wisten waar de Klepperman c.q. brandwacht zich bevond. Zoals het in elke tijd vergaat, verdween de Klepperman  langzamerhand uit het straatbeeld.

 

Hertog Jan bier

 

 

JAN I Jan 1 van BrabantVAN BRABANT

 

Bier

In Brabantse volkslegenden leeft ‘Hertog Jan’ voort als een populaire, gulle en goedlachse vorst die graag in het gezelschap van eenvoudige lieden vertoefde en genoot van spijs en drank. Na de Slag bij Woeringen zou Jan I een groot overwinningsfeest voor zijn leger hebben gehouden, met heel veel bier. Hij ging zitten boven op een stapel biervaten zitten en sprak zijn soldaten toe. Alleszins wordt vandaag de dag zijn afbeelding samen met zijn paard gebruikt als logo voor de in België populaire biersoort Primus. Op het logo van het naar hem vernoemde Limburgse biermerk Hertog Jan, staat hij afgebeeld als bebaarde vorst in een hermelijnen mantel die een grote pul bier heft.

Adellijke Jan 1 werd geboren tussen 1252/54 en overleed in Bar Le Duc op 3 mei 1294 tijdens een toernooi. Zijn graf is in de Minderbroeder kerk in Brussel. Hij had inmiddels de titels Hertog van Brabant en van Limburg. Zoon van Hendrik III en Aleidis van Bourgondië. Men kende hem ook als minnezanger. Hij volgde zijn broer Hendrik IV op die mentaal gestoord bleek te zijn. Hij huwde in 1273 met Margaretha van Dampierre, dochter van een Vlaamse graaf. Zijn eerste vrouw Margaretha, was de dochter van Lodewijk IX van Frankrijk. Ze overleed in 1271 na amper één jaar huwelijk in het kraambed.

 

Toch werd hij alsnog vader van:

Maria van Brabant (1253-1323);

Godfried (1273-1283);

Jan II van Brabant (1275-1312);

Margaretha van Brabant (1276-1311).

Jan I was een krachtig heerser die zijn gebied aanzienlijk vergrootte. Zijn belangrijkste aanwinst was het hertogdom Limburg, (samenvallend met de huidige Belgische provincie Luik en het zuiden van de Nederlandse provincie Limburg en genoemd naar de burcht Limburg aan de Vesder).

Jan I stond bekend als een levensgenieter en liefhebber van muziek, zang en dichtkunst. Aan hem zijn een aantal Nederlandse minneliederen toegeschreven. Ook had hij relaties met vrouwen, waar hij bastaardkinderen bij had.

In 1272 met Janneke Pijllijser, werd Jan Pijllijser geboren en in een jaar daarna in 1273 met Johanna van der Balct, Gilles van der Balct.

In 1275 met Aleydis van der Plas, Jan van der Plas.

Andere bastaarden waren: Jan Meeuwe, Margaretha van Tervuren en Jan van Mechelen.

Reden genoeg om op deze adellijke levensgenieter een biertje te nemen, hetzij een Belgische Primus of ons bier Hertog Jan. De keuze is aan u.

hertog jan

 

 

Toen er nog geen wekker bestond

87101-620-417

Eeuwenlang liepen er zogenaamde ‘porders’ langs de deuren. Ze tikten met een stok tegen iemand zijn voordeur. De porder was elke ochtend in beweging om samen met andere collega’s mensen te wekken uit hun slaap. Als er niet meteen werd gereageerd dat riep de porder zoiets als: ‘Ben je al uit bed?’ De meeste bewoners hadden geen bel dus klopten ze heftig met een zogenaamde ‘porstok’ op de deuren of op de bovenramen met een lange ‘hengelstok’. Moest iemand echt uit zijn bed worden gehaald dan had de porder ook sleutels bij zich van enkele klanten, waaronder een zogenaamde ‘loper’. Die paste op elke deur. Deze sleutel hield stand tot medio zestiger jaren. Rond 1800 kende men alleen al in Amsterdam 24 porders en in 1859, 54 mannen die dit beroep uitoefenden. Tijd was een begrip geworden. Rond de 18e eeuw kreeg men pas een besef van minuten en uren van een dag werk voor een dagloon.

De eeuwen daarvoor kende de gewone burger geen tijd zoals wij nu kennen. Men keek naar de stand van de zon of luisterden naar het slaan van de uren van de klokkentorens.

De meeste mensen, behalve de adel, begonnen vaak met werken als het buiten licht was en stopte rond zonsondergang. Alleen bakkers werkten ’s nachts. Vooral arbeiders huurden porders in om zich te laten wekken. Zo’n porder kostte ook niet zo heel veel. Begin 20e eeuw kreeg men elke week 20 cent tot een kwartje per vaste klant, maar soms ook minder. Hoefde je maar een keer gewekt te worden dan kostte dat een dubbeltje. Een porderswijk bestond uit 30 tot wel 100 klanten. Er waren porders bij die naast dit werk soms nog een andere baan hadden.

Of het nu regende, sneeuwde of veel wind stond, de porder moest erop uit. Deden ze dit niet dan waren ze hun klant kwijt. Ondanks er hoofdzakelijk mannen porders waren, kwamen er ook een aantal vrouwen bij die weduwen waren of uit armoede dit werk deden.

Begin 20e eeuw kwam de huidige wekker op de markt die al voor 75 cent te koop was en die men iedere dag jaar in en jaar uit wekte. De porder verdween daardoor voorgoed uit het straatbeeld. Ook de ‘loper’ de sleutel die in elk sleutelgat paste werd verbannen en kreeg men voor zijn huis een eigen sleutel.’

 

 

Bron: Gemeentearchief Amsterdam

Trekschuiten

trekschuit_paard_2

De trekschuit

 

Door de handel in de 17e eeuw in ons land, ontstond er personenvervoer tussen de steden. De handel en de nijverheid groeiden gestaag. Op zoek naar betere vervoersmiddelen ontstond de trekschuit. Het was een boot die door twee personen getrokken moest worden vanaf de wal. Dit kon een schipper, knecht of zelfs een gezin zijn. Later werd de boot – waarin passagiers werden vervoerd – getrokken door trekpaarden. In de volksmond werd het zogenaamde voortrekken ‘jagen’ genoemd. Het pad op de wal werd ‘jaagpad’ genoemd.

Afhankelijk waar de mensen naar toe moesten ging de boot traag door het water. Maximaal 4 kilometer per uur. Het was een betrouwbaar vervoermiddel vanwege het feit dat de boot niet wachtte op laatkomers. Als de boot te laat arriveerde op de plaats van bestemming moest de schipper het reisgeld aan de reizigers terugbetalen. Hij zorgde er dus voor dat hij op tijd was.

Door de komst van de trekschuit moesten er talrijke zogenoemde trekvaarten worden gegraven. Dat gebeurde omstreeks de helft van de 16e eeuw. Er mochten geen grote goederen vervoerd worden. De bedoeling was hoofdzakelijk passagiers, post en kleine pakketten. Het gewone vrachtverkeer werd in de trekvaarten niet toegelaten. De steden betaalden voor de aanleg.

Zo ontstond er de Leidsevaart. Bij Leidschendam werd een sluis gebouwd die de tocht per trekschuit makkelijker moest maken van Leiden naar Den Haag. Nadien kwam er een trekvaart vanaf Leiden naar Haarlem. De trekvaarten werden dus langer en breder. Zo ontstond er een heel netwerk van trekvaarten. Dit gebeurde pas rond de 17e eeuw.

Omdat de trekschuiten niet zo snel gingen kwam er in de 19e eeuw een einde aan. Daarvoor kwamen de spoorlijnen in beeld. De trein was net zo stipt als de trekschuit maar veel sneller. Aangezien de trekschuit met twee lange touwen werden voorgetrokken door mens en/of  paard verdween de trekschuit uit beeld.

De jaagpaden werden langs de rivier vrijgehouden om vrije doorgang te bewerkstelligen. Door de komst van de trekschuit ontstonden er een veelvoud van kanalen. Als de boot – zonder tegenwind – eenmaal in beweging kwam werd het voorruittrekken minder zwaar.

Langs de oevers, vooral bij bochten werden rolpalen aangebracht, om te voorkomen dat de boot voortijdig zou aanmeren en bij landhoofden speciale loopconstructies gecreëerd.

Door de eeuwen heen is er veel veranderd. Trekschuiten bestaan niet meer, maar de trekvaarten zijn nog volop aanwezig als herinnering aan die tijd van vervoer.

 

 

 

De verschillende gezichten van een clown

SylAls clown wordt je geboren zegt men. Deels is dat waar. Maar grimassen kunnen ook worden aangeleerd. De clown heeft vaak twee gezichten. Een lach en een traan horen bij hem. Mijn vader was ook zo’n clown. Hij hield van muziek. Zijn mondharmonica was hem heilig. Zonder een noot te hebben gelezen speelde hij vrolijke deuntjes. In zijn jeugd kende hij een leeftijdgenootje in zijn omgeving dat spastisch was. Hij had medelijden met het meisje. Hij toverde door zijn muziek een lach op haar witte gezichtje. Ook maakte hij soms grappen en grollen.

Hij was een kindervriend. Een gevoelsmens en snel ontroerd. Het meisje in de rolstoel werd niet oud. Mijn moeder kon aan hem zien dat de dood van het meisje impact op hem had. Toen mijn ouders later zelf kinderen kregen bleef vader een humoristisch type. Als hij lachte dan veranderde zijn gezicht in een grimas, maar hij kende ook een ernstige kant. Hij werd geboren in 1925 net voor de crisistijd. De mensen hadden het in die tijd niet gemakkelijk in Nederland. Veel werkloosheid en een slechte economie.

De geschiedenis van de clown gaat terug naar de tijd van het Romeinse theater. Eeuwen later kwam de hofnar ten tonele en de commedia del árte, waarna de clown uiteindelijk te bewonderen was in het circus.

Het Engelse woord clown betekent ‘onbenul’ of zoiets als ‘boerenpummel’. Een andere verklaring is van het Latijnse woord ‘Colonus’ dat ‘boer’ betekent.

In ons land hoor je soms de term ‘domme August’ nar, paljas of harlekijn. Het zijn artiesten die ieder een eigen komisch genre beoefenen. De nar is veel ouder dan het type clown en kwam al voor aan het Europese Hof. Het type August heeft als kenmerk zijn uniek opgemaakt gezicht. Alle Augusts mogen niet gelijk zijn aan elkaar. De gezichten van de hun hebben geaccentueerde emoties, zoals een overdreven gekleurde getekende mond, voorzien met een lach of een getekende traan.

De melancholieke clown is verwant aan de in de 19e eeuw ontstane pierrot. Clowns waren hoofdzakelijk mannen. Toch kwam er in 1934 een vrouwelijke clown ten tonele, ene Miss Lulu. Zij trad alleen op in een circus.

Clowns zullen altijd wel blijven bestaan, in welke hoedanigheid dan ook. Achter het gezicht van een clown blijft toch een mens schuilen die perfect maar ook imperfect is, ondanks zijn eeuwige grimas.

Oudste beroepen

media_xl_2743814

In de volksmond wordt er vaak gezegd, dat prostitutie het oudste beroep van de wereld is. Toch zijn historici daar niet altijd mee eens. Naast de prostitutie zijn er meer beroepen die als oudste ter wereld worden beschouwd. Ondanks al eeuwen de landbouwer of boer zoals wij hem kennen op het land werkte, komt deze wonderlijk genoeg niet voor op het lijstje als oudste beroep. Als men kijkt naar de geschiedenis van de Neanderthalers leren wij dat deze mensen jagers waren om in hun voedselvoorziening te kunnen voorzien.

De huiden van de gedode dieren werden als kleding gebruikt en soms als ruilhandel verhandeld aan stammen of aan derden.

Ook deed al 3000 jaar voor Christus de smid zijn intrede. Ondanks er vandaag de dag machines het werk van de smid over nemen, wordt dit vak toch al eeuwen uitgevoerd en alsnog grotendeels met de hand gesmeed. Een smid droeg in die tijd al bij om jacht- en visgerei te smeden. Ook gebruiksartikelen werden er gemaakt. Vandaag de dag maakt een smid prachtig siersmeedwerk, deels met de machine, maar vooral blijft het ook handwerk.

Ook de piraterij kan aan dit lijstje van de oudste beroepen van de wereld worden toegevoegd. De piraterij heeft namelijk een lange traditie door de zeevaart. Door de eeuwen heen zijn er diverse beroepen bijgekomen, waarvan de meeste ook weer zijn verdwenen. Door de komst van de elektriciteit verdween de lantaarnopsteker. Door de aanleg van een rioleringsstelsel zijn de stronttonnetjesscheppers voorgoed uit het straatbeeld verdwenen. De straathandel, maar ook kolenboeren die twee eeuwen geleden nog volop hun kolen naar de consument brachten zijn er niet meer.

Ongetwijfeld zullen er in de toekomst weer nieuwe beroepen ontstaan. Wat het oudste beroep van de wereld ook moet zijn geweest, de meningen zullen altijd wel verdeeld blijven.

 

Waar komen heksen vandaan?

8268594-silhouet-van-een-heks-op-haar-flying-bezemsteel-tegen-een-gele-achtergrond

 

 

Heksen kwamen in het midden van de 15e eeuw voor. Ook in midden Duitsland. Met name in het Harz gebied werd Anna Suprang door een rechter schuldig bevonden aan hekserij en duivelsverering. Dit gebeurde op 17 juli 1583 in Wernigerode, een stadje in de Harz. Ze verdween op de brandstapel omdat ze na maanden ondervraagd te zijn geweest en diverse martelingen had ondergaan. Uiteindelijk gaf ze toe dat ze mensen had gekweld met zwarte magie en een pact met de duivel had. Ze had geleerd om gif brouwsels te maken. Als je je in die tijd anders gedroeg dan andere mensen werd je als heks gestigmatiseerd. Tegenover de rechter verdedigde zij zich dat ze door haar kennis van kruidenmengsels ook mensen had geholpen. Voor de rechter woog dit niet op tegen de andere bekentenissen. Volgens de kerk waren heksen gevaarlijk, maar ook voor de maatschappij. Er heerste een ware jacht op heksen, die hoofdzakelijk vrouwen waren.

Volgens de overleveringen heeft ene Johannes Praetorius, die leefde van 1630 tot 1680 geschreven over de Brocken, de hoogste berg van de Harz. In die berg was de verzamelplaats van heksen. De heksenjacht was in de 16e en 17e eeuw op zijn hoogtepunt. In de stad Quedlinburg in de Harz zijn maar liefst 38 processen bekend.

Armen, weduwen en geïsoleerd levende mensen uit de lage sociale klassen werden vaak van hekserij beschuldigd. Vooral in dorpen waren ze veel kwetsbaarder dan in de grote stad.

De hekserij was in Nederland niet zo groot als in andere landen van Europa en liep op z’n eind in de 18e eeuw. Er zijn ongeveer 250 gevallen van heksenverbrandingen bekend. Veel archieven zijn nog niet boven water gekomen. De eerste heksenverbranding vond plaats in Gelderland rond 1500 en de laatst in 1610. De heksenvervolging nam toen af. De grootste heksenverbranding vond plaats in Roermond. Daar werden maar liefst 64 heksen verbrand. Ze werden aangeklaagd voor misgeboorten, het vervloeken van dieren en het houden van heksensabbatten. Dat laatste was in die tijd ten strengste verboden. Ook zijn namen van veroordeelden bewaard gebleven, zoals Tryntjen van Zittaert en haar dochtertje die de hekserij van haar moeder zou hebben geleerd.

Als men nu de streek Harz bezoekt vindt men nu nog als souvenir een heks compleet met bezem. Bij ons zijn ze bijna niet te vinden.

 

Bron: C. Friedrich, historica in Wernigerode/ Ron van Zitteren.

Bron: Plazilla

Hitte irritaties

media_xl_1657366

 

Vakanties staan weer voor de deur. Heeft vakantie eigenlijk wel zin vragen sommige mensen zich af. Ruim voor de vakantie is er vaak al stress. Vakantie boeken, andere zaken regelen, spullen vergaren, koffers inpakken, een laatste controle bij de autodealer.

Zelfs al zou men met het vliegtuig gaan moet men ruim van tevoren aanwezig zijn. Niet vergeten om je paparassen etc. mee te nemen.

Als men op een warme dag vertrekt lopen de gemoederen soms hoog op. Zolang je in je eigen land bent valt alles nog wel te behappen. Oh wee, als men de landsgrenzen over gaat. Uren in zo’n auto zitten valt niet mee.

De eerste tijd na het vertrek is er nog een jubelstemming. ‘Hoera! Wij hebben vakantie.’ Er is nog volop drinken, speelgoed voor de kinderen en leesvoer aan boord, terwijl vaak de mannen zich bezighouden met de aandacht op de weg.

Sommige mazzelaars hebben airco in de auto. Heb je dat niet dan heb je pech. De temperatuur kan behoorlijk oplopen. Het drinken is inmiddels op, er wordt niet meer gespeeld. Kinderen gaan klieren en jengelen in de auto. hartritmes lopen op en ergernissen zijn over en weer aan de orde.

In een nog onbekende streek in het buiteland ergens je auto parkeren lukt nog niet direct. Eindelijk vindt men dan een wegrestaurant. Er staat een lange   rij langs het buffet.

De magen zijn weer gevuld en de dorst gelest. Op weg dan maar weer. Afhankelijk van waar men naar toe gaat, komt men eindelijk aan. Een kop koffie is een must of een hartversterker en voor de kinderen limonade of ijs.

Het ritueel begint weer van voor af aan. Koffers uitpakken, de accommodatie installeren mits je je eigen accommodatie bij je hebt. Het blijft maar warm en de temperatuur loopt op. De kinderen gaan hun eigen gang. Pa wil eindelijk eens aandacht na die helse trip.

Eigenlijk verandert er niet veel. Men verplaatst het huishouden met al z’n perikelen mee naar een andere plek die mooier oogt dan thuis.

En dan is er eindelijk een paar dagen rust. De vertrekdatum komt weer in zicht.

‘Is alles ingepakt, hebben wij niets vergeten?’ wordt er dan weer geroepen. Als iedereen weer is gesetteld gaat men weer huiswaarts. De stress is weer in zicht.

Onverwachts begint het te stortregenen.

‘Ook dat nog!’ denkt men misschien. ‘Lang leven de vakantie!’

De Engelse Koninklijke Zwanenwachter

266px-Bar_Vip..._gente_strana

12 eeuwen lang was het jaarlijks tellen van zwanenjongen een traditie in het Verenigd Koninkrijk. Nu beperkt het tellen, wegen en ringen van de jongen zich tot Oxford en Sunbury bij Londen.

De Koninklijke Zwanenwachter is een traditioneel erkend beroep. Hij gaat samen met zijn compagnons – gekleed in scharlakenrood – voorop in een houten roeiboot. Ook heeft deze roeiboot een speciale vlag, compleet met een Koninklijk zwanenlogo.

Alle zwanen in open water – die niet in het bezit zijn van anderen – behoren toe aan de Engelse Koningin.

Ooit was de zwaan een delicatesse en stond het edele dier op het buffet van het Engelse Koningshuis. De laatste jaren ligt er een ander gevaar op de loer. Van de vorig jaar getelde 120 zwanen zijn en momenteel nog 83 over, aldus de tellingen van de Koninklijke Zwanenwachter. Helaas sneuvelen enkele zwanen door niet aangelijnde honden die deze mooie dieren soms aanvallen. Maar ook vishaken kunnen veel leed veroorzaken. De vislijnen kunnen verstrikt raken om de zwemvliezen en de hals. In het ergste geval zit de vishaak in de zwaan zijn bek. Deze traditionele telling is dus heel belangrijk. Soms heeft een zwaan geluk als men bij de telling ontdekt dat het dier gewond is geraakt en eventueel nog geholpen kan worden.

Als de zwanenjongen zijn gewogen, gemeten en geringd worden ze ter plekke weer uitgezet.

Hoe anders is het in ons eigen land, waar helaas sommige zwanendrifters zich niet aan de spelregels houden en inhumaan met deze mooie dieren omgaan. Gelukkig zijn enkele  sadistische trawanten recent door de wet bestraft.

De Engelse Koninklijke zwanenwachter heeft dus een humaan beroep en zal deze traditie wel blijven doorgaan, omdat Engelsen nu eenmaal van tradities houden.