Weemoed en liefde in Géneve.

imagesCA720Y93imagesnm

Over de reling van mijn jacht keek ik in het spiegelende water, trok ‘rare’ grimassen en moest lachen om mijzelf. ‘Waarom vonden vrouwen mij toch zo aantrekkelijk? Zij zouden mijn gezicht nu eens moeten zien,’ mompelde ik. Recent was ik 30 jaar geworden en nog steeds vrijgezel. Ik werd omringd door mooie en welgestelde vrouwen. De ware had ik nog niet gevonden. Er was wel één interessante vrouw, een zakenrelatie. Door mijn reizen over de hele wereld kwam ik, op enig moment, met haar in contact tijdens een bezoek aan haar Distributiebedrijf in Bont in Istanbul, Turkije. Ik had kledingzaken in bont en lammycoats in heel Europa en bestelde bij haar de mooiste bontvellen.

De zon stond die dag hoog aan de hemel. Het was warm in de gehuurde Mercedes en ik was blij dat ik na anderhalf uur was gearriveerd bij haar villa. Deze villa stond aan het einde van een lange oprijlaan. De muren waren opgetrokken uit wit marmer. Rondom de villa lag een schitterende tuin in een buitenwijk van Istanbul. Bij binnenkomst stelde ze zich voor en deed haar naam mij vermoeden dat ze van Franse afkomst was.

Mijn naam is Hélène Bataille zei ze en gaf mij een ferme hand.

‘Remo Rigutto, uw zakenpartner in Bont, zei ik met een glimlach.’

Ik keek in een paar bruine ogen. Het was een mooie, slanke vrouw. Ze had kort, blond haar. Opeens onderbrak ze mijn gedachten en zei: ‘Voordat ik u mijn distributiebedrijf laat zien, wilt u misschien iets drinken na zo’n lange reis?

‘Zwarte koffie graag!’

‘Ik zal u voorgaan naar mijn salon’ en ik liep mee in haar kielzog.

Het interieur was smaakvol ingericht. Op de marmeren vloer lag een hoogpolig, rood karpet en in het midden van de salon stond een zwarte, langwerpige tafel met dito stoelen, waar met gemak een tiental gasten konden plaatsnemen. Boven de tafel prijkte een grote kristallen lamp. Een witte vitrinekast voorzien van wit serviesgoed, kristallen glazen en zilveren objecten stond langs een muur. Aan de hoge ramen hingen openstaande vitrages. Er stonden grote palmen in witte potten. Twee sofa’s waren bekleed met geborduurde, gebloemde stof en stond er een ovale zwart houten salontafel. Grote loungebanken stonden rondom een schouw van wit marmer, waarop twee hoge schemerlampen prijkten. Het geheel oogde klassiek. Ze had zeker smaak.

Ik volgde haar op de voet. Bij binnenkomst in de salon, wees ze mij één van de twee sofa’s aan om te gaan zitten. Uit haar korte zwarte blazer pakte ze haar gsm-toestel, draaide een nummer en mompelde voor mij iets onverstaanbaars. Even later kwam er een bediende binnen met een koperen dienblad met koffie en zoete spijzen. Heupwiegend liep ze heen en weer op haar zwarte lakleren, naaldhakken. Haar rondingen kwamen goed uit in haar zwarte kokerrok. Een grijs wit, gestreepte blouse zat zo strak om haar borsten, dat elk moment een knoopje los kon springen. Ze kwam tegenover mij zitten en wij raakten over zaken in gesprek.

Ze had gezien dat hij haar had bekeken. Waar ze ook kwam waren mannen in haar geïnteresseerd. Soms veroverde ze een man die in haar was geïnteresseerd, maar zodra ze hem in haar bezit had verloor ze haar interesse en hield ze hem voor gezien. Dat was een negatieve karaktertrek van haar, dat wist ze maar al te goed. Ook Remo had haar aandacht getrokken. Ze deed sinds kort zaken met hem. Vaak had ze telefonisch contact met hem. Ze had hem uitgenodigd en had gezien wat voor knappe man hij was. Hij was slank van postuur en had een fijn gezicht. Grote zwarte krullen vielen langs zijn gezicht en bleven rusten op zijn lichtblauwe boord van zijn overhemd. Zijn kostuum was donkerblauw dat mooi afstak bij zijn licht getinte huid. Zijn indringende ogen hadden door haar heen gekeken, leek het wel. Een warme gloed kwam over haar heen. Dat voelde vreemd.

Na de tweede kop koffie liet ze mij het distributiebedrijf zien. Er hingen honderden verschillende soorten bontvellen, waaronder konijn, nerts en zilvervos. Ik had interesse in een aantal soorten nertsen en bestelde een paar dozen. Na de lunch vertrok ik weer naar Genève. Ik bedankte haar, gaf haar een vluchtige handkus en vertrok. Het was een interessante middag geweest. Ik had haar uitgenodigd voor een tegenbezoek in Genève, waar zij een tweede villa bezat. Onderweg in het vliegtuig moest ik aan haar denken. Ze had indruk op mij gemaakt. Een bevlogen maar dominante zakenvrouw, die de touwtjes strak in handen had. Ik vroeg mij af wanneer ik haar weer zou zien. Het weerzien zou sneller komen dan ik dacht.

Een maand later ging plotseling mijn gsm-toestel. Ik had zojuist plaats genomen in mijn jacuzzi op het achterdek, nam een slok van mijn champagne en verslikte mij bijna. Ik nam de telefoon op en zei:

‘Goedemiddag, met Remo Rigutto?’

‘Dag Remo, klonk een opgewonden stem. Ik ben van plan om morgen naar Genève te komen. Ik verblijf dan twee weken in mijn villa. Een personeelslid neemt mijn honneurs waar in Istanbul. Komt het misschien gelegen als ik je morgenmiddag, na aankomst op het vliegveld,  een bezoekje breng, voordat ik naar mijn villa ga?’

Even was ik overdonderd toen ik haar stem hoorde.

‘Voor zover ik weet heb ik morgen geen afspraken Hélène. Zal ik je komen ophalen in de hal van Genève airport?

‘Graag Remo, dat zou fijn zijn’ en ze hing op.

De volgende ochtend liep ik door mijn inloopkast. Er hingen een vijftigtal kostuums. Ik koos voor een rode pantalon met donderblauwe blazer, met daaronder een lichtblauw poloshirt. Wat later die ochtend ging ik op weg met mijn Mercedes naar het vliegveld. Ze stond, zoals afgesproken, in de aankomsthal te wachten. Ze had een hand- en reistas bij zich. Op enig moment zwaaide ze naar mij toen ze mij zag. Ik liep naar haar toe. Ze zag er beeldig uit in haar lichtgroene jurk met een zwart lakceintuur. Haar groene naaldhakken stonden daar perfect bij.

‘Wat zie je er mooi uit Hélène, de kleur groen staat je fantastisch!’

‘Dank je Remo,’ zei ze en opeens draaide ze in de rondte, waardoor het onderste gedeelte van haar jurk om haar heen draaide. Wij moesten allebei lachen om deze onverwachte reactie van haar.

‘Zal ik je reistas dragen? En ze knikte ‘ja.’

Onderweg gingen onze gesprekken over zaken. Ik had haar verteld dat ik een goede deal had gesloten met een Rus die in het onroerend goed zat. Ik had een nieuw pand gekocht in Moskou. Na drie kwartier zag ik mijn jacht al liggen. Bij aankomst hielp ik haar bij het uitstappen en samen liepen wij over de loopplank het dek op.

‘Is dit luxe jacht van jou Remo?’

‘Jazeker, wacht maar tot je het interieur hebt gezien. Ik woon er het grootste gedeelte van het jaar en bezit ook nog een Chateau in de omgeving.’

Via het dek stapten wij in het woongedeelte van de kajuit en liet ik haar het interieur zien. Alle houten delen waren gemaakt van wortelnoten hout. Ik zal je mijn Jacuzzi laten zien die op het achterdek staat. De ombouw is ook van wortelnoten gemaakt.

‘Wat een luxe Remo!’

Via het achterdek liepen wij weer terug om naar binnen te gaan.

‘Neem plaats Hélène? ik kom er zo aan.’

Uit de koelkast pakte ik een rundvleessalade en plaatste het samen met het gesneden stokbrood binnen op de salontafel. Ik deed mijn blazer uit, drapeerde het over een fauteuil en ging naast haar zitten op mijn wit leren hoekbank. Vanaf een glazen bijzettafel, naast mijn hoekbank, pakte ik twee champagneglazen en schonk de glazen halfvol.

‘Proost Remo, op al onze zaken en onze ontmoeting. Ze tikte met haar glas tegen mijn glas, waardoor onze vingers elkaar een moment raakten en ik een lichte prikkeling voelde. Ze zat dichtbij mij en ik keek haar aan.

‘Wat ben je mooi Hélène, dat vond ik al bij de eerste keer dat wij elkaar ontmoette.’

Ze gaf geen antwoord en keek mij alleen maar aan. Wat zou er in haar omgaan vroeg ik mij af?

Liefdevol legde ik mijn hand onder haar kin, trok haar langzaam naar mij toe en vroeg: ‘Mag ik je kussen?’

Gelijktijdig voelde ik haar handen om mijn hals en vrijwel direct haar zachte lippen op mijn mond. Mijn tong drong gretig bij haar binnen. Ze had haar ogen gesloten en ik genoot met volle teugen. Er kwamen roze blossen op haar wangen. Ondeugend kriebelde ik in haar hals. Mijn lippen maakte ik van haar los en kuste haar hals. Ik tilde haar op en onderwijl dat ik met haar naar het achtersteven van mijn jacht liep, vroeg ik aan haar of ze met mij wilde gaan zwemmen.

‘Ja Remo, graag! gaf ze als antwoord.’

Langzaam zetten ik haar neer. Ze stapte uit haar jurk en met alleen een zwart, kanten BH en slipje aan stapte ze op het trapje dat in verbinding stond met het water van het meer en dook erin. Snel ontkleedde ik mijzelf en sprong haar meteen achterna. Het water was behoorlijk koud. Ik rilde. Meteen ging ik kopje onder en kwam vrijwel direct weer boven. Ik had het koude water getrotseerd. Ze was intussen van mij weggezwommen en ik zwom haar achterna. De zonnestralen weerkaatsten op het water. Toen ik in haar nabijheid was schepte ze plagend met haar slanke handen wat water over mijn hoofd. Onverwachts greep ik haar bij haar middel en trok haar naar mij toe. Opnieuw kusten wij elkaar. Mijn hand gleed naar haar billen en ik merkte dat ze geen slipje meer droeg.

‘Ondeugd!’ zei ik gekscherend tegen haar.’

Ze wierp zich plagend omhoog waardoor haar naakte borsten zichtbaar werden vanuit het kabbelende water. Ik kon mijn ogen er niet van afhouden.

‘Mag ik? vroeg ze en voordat ik wist wat ze bedoelde, had ze mijn slip naar beneden getrokken en waren wij samen naakt. Onze lichamen omstrengelde elkaar. Die paar minuten leken uren te duren. Onverwachts maakte ze zich van mij los en werd ons intieme samenzijn ruw verstoord. Snel zwom ze terug richting het trapje van het jacht, waar ze even daarvoor vanaf was gegaan. Ik zag dat ze een groot badlaken om zich heen sloeg en languit op het dek ging liggen. Even later stapte ik ook op het dek en ging naast haar zitten. Ik voelde de waterdruppels als straaltjes langs mijn lijf lopen. Ze was op haar buik gaan liggen. Ik draaide haar op haar rug en onze lippen vonden elkaar weer. Na die intieme middag bracht ik haar, op haar verzoek, naar haar villa aan de rand van de stad. Ik had gehoopt dat ze langer zou blijven, maar haar houding ten opzichte van mij was plotseling veranderd.

‘Bedankt voor alles Remo! zei ze koel en daar moest ik het voor de rest van de avond mee doen. Ik ging verbouwereerd naar huis.

Na mijn 25e verjaardag verliet ik mijn ouderlijk huis in het Italiaanse Turijn. Mijn ouders zaten ook in de bonthandel, maar ik wilde mijn blik verruimen en had mijn zinnen gezet op Genève in Zwitserland om van daaruit zaken te doen in bont. De handel verliep zo voorspoedig, dat ik een chateau kon kopen met landgoed. Ik had in Rusland en in Scandinavië kledingzaken, waar hoofdzakelijk bontjassen werden verkocht en kleine partijen lammycoats. De mooiste plek in Genève vond ik het Meer van Genève waar ik graag kwam. Op een dag kocht ik een jacht dat te koop stond. Het was van een sjeik geweest die was vertrokken naar Saoedi Arabië. Er lagen meer jachten op het meer had ik gezien. Niet ver van de kade, in de buurt van het vijf sterren Hotel ‘Four Seasons des Berques Geneva, lag het jacht. In het restaurant van dit hotel gebruikte ik elke dag mijn maaltijden. Eén van mijn naaste buren, die ook een jacht had, was een beroemde kunstschilder uit Parijs. Hij woonde al een aantal jaren in Genève. Wij werden vrienden. Hij was ouder dan ikzelf en zag in hem een vaderfiguur die ik, nadat ik uit Turijn was vertrokken, moest missen.

Ze had in eerste instantie genoten van die dag op het jacht, maar alles was onverwachts zo snel gegaan. Ze had met Remo in Istanbul kennis gemaakt en kort daarop met hem een afspraak gemaakt. Er was iets veranderd in haar karakter had ze gemerkt. Emoties kwamen bij haar los, die ze met andere mannen uit het verleden nooit had gehad. Deze man had een aantrekkingskracht op haar en zij op hem. Zo intiem, zoals ze op die middag met hem was, was ze nog nooit met andere mannen geweest. Ze had zich meteen in zijn armen geworpen, nadat hij haar gekust en werd daardoor heen en weer geslingerd met haar gevoelens. Ze wist zich geen raad meer. Het voelde goed, dat wel, maar opeens stak weer die bindingsangst de kop op, die bij elke nieuwe relatie weer terugkwam. Flirten met mannen zag ze alleen als een spel, meer niet. Onverwachts had ze zich losgemaakt uit zijn armen en was terug gezwommen naar zijn jacht. Ze moest even bij zinnen komen en had zijn verbaasde blik gezien toen hij even later naast haar ging zitten op het dek.

‘Blijf je niet dineren Hélène? had hij aan haar gevraagd’ Ze had met ‘nee’ geantwoord. Eigenlijk wilde ze meteen naar huis. Hij had aan haar gevraagd wat de reden was van haar onverwachte vertrek. Ze kon er niet op antwoorden. Wij waren samen zo intiem zei ik.

‘Ik wil je geen verwachtingen geven Remo, had ze gezegd.’

Hij stond er op om mij naar huis te brengen. Onderweg werd er niet veel gesproken en voelde ze zich even schuldig, maar bij het afscheid bij mijn voordeur gaf ik hem een vluchtige kus en ging meteen naar binnen zonder nog een afspraak te maken.

Ik voelde mij ongemakkelijk met deze situatie, omdat er opeens een geheel onverwachte wending kwam aan die intieme middag met haar. Ik raakte er door verward. Had ik soms iets verkeerds gezegd of ging alles soms veel te snel? Dat laatste kon misschien een reden zijn. Ze had hem ook direct af kunnen wijzen. Toch leek ze mij oprecht die middag, zo had ik het gevoeld. In het verleden had ik vaker contacten gehad met mooie vrouwen. Ik stelde haar voor om haar naar huis te brengen. Ze ging ermee akkoord. Ik liet de keuze aan haar of zij mij nog een keer wilde ontmoeten, maar ze wilde geen afspraken meer maken, behalve dan de zakelijke.

Een paar maanden waren verstreken. Vanmorgen had ik nog wat email te versturen, zat op het dek met mijn laptop en kreeg geen tekst meer op mijn scherm. Ik kon mij niet meer concentreren. Ik deed mijn laptop dicht, ging naar binnen en ging languit op mijn zitbank liggen. Er was onverwachts een andere vrouw in mijn leven gekomen. Ik moest denken aan die middag in juli toen ik haar had ontmoet bij een schilderijenexpositie in de lounge van Hotel ‘Four Seasons des Berques Geneva’. De schilderijen waren geschilderd door mijn goede vriend en buurman Toni Le Clercq. Hij nodigde mij uit om samen met hem de expositie te openen. Een kwartier na aanvang, zat ik in de ruime lounge te wachten van het hotel, toen er opeens een lange, volslanke vrouw naar binnen kwam met gekruld, rossig haar dat op haar taille viel. Ze droeg een strakke, rode jurk, waarvan het decolleté zo laag uitgesneden was, dat haar borsten duidelijk zichtbaar waren. Elegant liep ze langs de genodigden en kwam regelrecht op mij aflopen. Ze gaf mij een hand en zei: ‘mijn naam is Caroline Swift, kunsthandelaar. Ik ben op zoek naar de beroemde kunstenaar Toni Le Clercq, heeft u hem misschien ergens gezien?’

‘Hij moet hier zijn. Samen met hem heb ik zojuist deze tentoonstelling geopend. Mag ik mij even voorstellen, Mijn naam is Remo Rigutto.’

‘Aangenaam, mijnheer Rigutto, ik ben hier op uitnodiging, maar heb helaas de opening gemist.’

‘Jammer voor u! Ik keek om mij heen en zei: ‘Mijnheer Le Clercq bevindt zich ergens tussen de andere gasten. Volgens mij zie ik hem staan bij een groepje belangstellenden.’

‘Kijk daar! het is die man met zijn gekrulde snor en zwarte baret’ en ik wees met mijn wijsvinger naar een hoek van de lounge.

‘Ik ken Toni persoonlijk hoor, mijnheer Rigutto, glimlachte ze. Alsnog bedankt en ze maakte meteen aanstalten om weg te lopen.

Met een schuine blik observeerde ik haar. Wie was deze vrouw en waar kwam ze vandaan? Ze was mooi om te zien. Haar volslanke figuur, waarvan haar ronde billen strak in haar jurk zaten, joeg mijn hart op hol.

‘Mijnheer, wilt u misschien iets drinken? onderbrak één van de aanwezige obers mijn gedachten. Ik keek omhoog. De ober stond naast mij met een blad vol met champagne, rode- en witte wijn.

‘Geen champagne alsjeblieft, ik heb liever een whisky. Hebt u die misschien?

‘Jazeker, ik kom de whisky zo dadelijk bij u brengen.’

Tot mijn grote verbazing kwam even later Caroline weer teruggelopen en nam naast mij plaats op een blauw, leren sofa voorzien van bladgouden armleuningen.

‘Het is hier behoorlijk druk zag ik. Naast Toni bent u de enige die ik zojuist hebt ontmoet. Andere bekenden in de kunstwereld heb ik hier nog niet gezien.’

Ze had iets guitigs over zich. Af en toe moest ik haar afremmen om haar gesprek korter te houden. De ober bracht intussen mijn whisky en ik nam een slok.

‘Wilt u misschien ook iets drinken Caroline?’

‘Ik heb zojuist champagne op, dank u. Hebt u de schilderijen van Toni al bekeken? Er zijn aparte doeken bij. De mooiste heb ik een paar dagen geleden bij hem gekocht. Hij heeft mijn twee hazewindhonden geschilderd. Elk moment kan er een bevriende bankier binnenkomen om de aankoop van het schilderij af te handelen. Ik heb het schilderij cadeau gekregen van hem. Mijn honden zijn drie maanden geleden geschilderd in Toni zijn atelier in Parijs.’

‘Waar zijn uw hazewindhonden nu?’

Thuis in mijn villa. Ik woon in deze stad en heb een kunstgalerie. Regelmatig bezoek ik beurzen om weer eens inkopen te doen voor mijzelf en mijn klanten. Naast schilderijen koop ik ook beeldhouwwerken in.’

Voordat ik antwoord kon geven vroeg ze: ‘zal ik u een rondleiding geven langs alle schilderijen, dan ziet u vanzelf het schilderij van mijn twee hazewindhonden? en ze stond op vanuit haar sofa.’

‘Ik neem uw aanbod graag aan. Ik was al van plan om de schilderijen te bewonderen, u bent mij net voor. Weet u trouwens dat Toni een goede vriend van mij is?’

‘Hoe hebt u elkaar ontmoet, in Parijs soms?’

‘Nee, hier in de stad. Ik heb een jacht op het Meer van Geneve. Toni is mijn buurman en bezit er ook een. Ik ben 30 jaar. Hij is ouder dan ik ben en is als een vader voor mij.’

‘Zullen wij nu de tentoonstelling gaan bezoeken, mijnheer Rigutto? vroeg ze ongeduldig.’

‘Alleen als u mij bij de voornaam noemt Caroline?’ Dat laatste had ze blijkbaar niet gehoord want ze was al vooruit gelopen.

Ik stond op en liep in haar kielzog. Wij bekeken alle schilderijen. Naast abstract werk hing er ook realistisch werk. Ik hield van kunst, maar niet alles vond ik mooi. Ze praatte honderd uit en ik merkte dat ze veel van schilderkunst af wist. Opeens stond ze stil en wees naar een groot doek waarop haar twee hazewindhonden waren geschilderd.

‘Hoe vind u het schilderij Remo? Het is geschilderd met Acrylverf. Dit zijn mijn honden Misty en Rocks. De laatste heeft een zwarte vlek boven zijn neus.’

‘Prachtige honden Caroline, ik begrijp dat je trots op ze bent.’

Over haar schouder zag ik in de verte dat er een warm- en koud buffet door obers werd neergezet op een lange gedekte tafel.

‘Ik heb van de rondleiding eetlust gekregen Caroline. Ik zie daar een uitgebreid buffet staan. Loop je met mij mee?’

Samen liepen wij naar het buffet en sloten ons aan in de rij van de genodigden.

Er stonden zilveren schalen, waarop verschillende salades waren uitgestald, met diversen desserts en soepen. Ook was er een schotel met Mediterrane hapjes. Ik bood haar een bord aan met couvert en wij liepen langs allerlei lekkernijen. Op een andere plek in de lounge, namen wij plaats op een klein zitje. Het eten smaakte voortreffelijk. Ik zag dat ze genoot. Op een zeker moment kwam er een kleine man onze richting uitgelopen met in zijn hand een zwarte aktetas. Hij ging naast Caroline staan en tikte op haar schouder. Ze draaide zich om.

‘Hallo Hans! Wat fijn dat je tijd kon vrijmaken?’

‘Jazeker Caroline, ik kom speciaal voor de tentoonstelling en heb met kunstenaar Le Clercq afgesproken om vandaag het schilderij te kopen en dan is hij voor jou.’

‘Mag ik je intussen voorstellen aan Remo Rigutto? Hij is een zakenman. Hans Heeren, is de naam en wij gaven elkaar een hand.

‘Hans is een bevriende Nederlandse bankdirecteur. Hij woont in Amsterdam en heeft hier ook een penthouse, waar hij verblijft als hij voor zaken in Zwitserland is.’

Ik zag een man van middelbare leeftijd met een vriendelijk gezicht. Zijn haar, dat van origine blond bleek te zijn, had grijze tinten bij zijn slapen. Hij oogde jonger dan hij daadwerkelijk was.

‘Waarom eet je niet gezellig met ons mee Hans? Verderop staat een uitgebreid buffet. Kijk daar!’

‘Een goed idee Caroline, ik eet graag een hapje met jullie mee en liep weg.’

‘Vind je het niet erg als Hans met ons de lunch gebruikt Remo?’

‘Welnee Caroline, eerlijk gezegd ben ik wel van plan om nu weg te gaan. Ik ben hier al even.

‘Ik vond de onverwachte ontmoeting prettig Caroline. Hier heb je mijn visitekaartje, wie weet ontmoeten wij elkaar wel weer en ik gaf haar een hand.’

‘Je weet maar nooit Remo, zakenmensen ontmoeten elkaar vroeg of laat wel ergens.’

Alvorens ik zou vertrekken, had ik besloten om Toni te bedanken voor de geweldige tentoonstelling.

Donkere wolken pakten samen in de lucht. De lange vitrage van één van haar openslaande deuren waaide naar binnen. Daarna volgde een harde klap en een geluid van glasgerinkel. Ze keek omhoog uit haar boek en legde het neer op de armleuning van haar gebloemde tweezitsbank. Meteen keek ze richting haar terras en zag dat er uit een van de deuren een deel van het glas was uitgewaaid. Ze rende er naar toe en kon nog net voorkomen dat de deur met het kapotte glas weer dicht sloeg. De harde wind blies de vitrage door het gat naar binnen. Voorzichtig trok ze de vitrage er uit, maar kon niet voorkomen dat het scheurde.

‘Verdraaid, nog aan toe, nu zit er een winkelhaak in, mompelde ze.’

Ze keek naar buiten en zag dat de lucht intussen git zwart was geworden. Dat zag er niet zo best uit. De wind stak op en gierde rondom haar villa. Het begon te stortregenen op het terras. Ze deed meteen de deuren dicht. Wat moest ze nu doen? Ze was alleen thuis met haar twee honden. De deur met de kapotte ruit moest voor nood worden dichtgetimmerd. Materiaal had ze niet in huis alleen gereedschap. Ze kon niet weg nu het raam kapot was en het al wat laat in de middag was. Stel je voor dat door de hevige wind het restant van het glas zou breken. Het centrum was te ver verwijderd om naar de bouwmarkt te gaan. Ze keek op haar horloge en zag dat het rond sluitingstijd was. Ze moest nu snel handelen.

De enige klusjesman die ze kende was de particulier chauffeur van Hans Heeren, Dat was de oplossing. Hans verbleef voor bankzaken in de stad, dat wist ze. Ze pakte haar gsm-toestel van de salontafel en draaide zijn nummer. Na een paar pogingen kreeg ze geen gehoor en ze hing op. Ze werd er zenuwachtig van. Iemand moest haar toch helpen, maar wie? Opeens moest ze denken aan de knappe man die ze een paar maanden geleden had ontmoet bij de schilderijententoonstelling. Hoe was zijn achternaam ook al weer? Hij had haar een visitekaartje gegeven. Met vlotte pas liep ze naar de hal en nam gelijk haar honden mee naar een kamer aan de voorzijde van de woning. Een koude wind waaide door de salon. Dat was niet behaaglijk voor mens en dier. Ze haalde het visitekaartje uit haar schoudertas en las: ‘Remo Rigutto, zakenman in bont.

Direct belde ze het telefoonnummer. Zou hij wel thuis zijn, misschien vond hij het wel gênant dat ze om zijn hulp vroeg?

‘Met Remo Rigutto, hoorde ze aan de andere kant van de lijn. Met wie spreek ik?’

‘Met Caroline Swift. Ik heb u ontmoet tijdens de schilderijenexpositie van uw vriend Toni Le Clercq.’

Haar stem klonk gejaagd, hoorde hij. ‘Natuurlijk ken ik u nog, u heeft mij nog een rondleiding gegeven op de tentoonstelling en wij hebben samen nog heerlijk geluncht.’

‘Ik bel u, omdat door het noodweer één van mijn ramen van mijn openslaande deuren in mijn salon is gesneuveld en de wind en regen vrij spel hebben. Overal ligt er glas en een deel van mijn tapijt is nat geworden. Een goede vriend van mij kan ik momenteel niet bereiken. Ik herinnerde mij dat u mij een visitekaartje had gegeven en u mij misschien zou kunnen helpen?’

‘Of weet u misschien iemand die dit probleem tijdelijk kan oplossen?’

‘U treft het Caroline, ik kan je helpen. Ik ben handig met klussen.

‘Wat wil je dat ik ga doen?

‘Ik heb gedacht om tijdelijk tegen de deur met het kapotte glas een houten paneel te plaatsen. Op een later tijdstip laat ik een vakman komen die het glas kan zetten en mijn deur kan repareren. De wind en de regen hebben nu vrij spel. Er is wel haast bij geboden, de winkels gaan zo sluiten.

‘Ik ga nu meteen naar bouwmarkt Distridim om het materiaal te kopen en het houten paneel er op te timmeren. Je ziet mij straks.

‘Fantastisch Remo!

‘Goed dat je mij hebt gebeld Caroline en ik hing op.’

Het waaide nog stevig toen ik over het dek mijn pas versnelde richting mijn loopplank. Mijn jacht deinde op de golven ondanks het verankerd zat. De regen spatte op mijn gezicht. Ik trok  mijn capuchon over mijn hoofd en kroop wat dieper in mijn gele regenjack. Op de kade stapte ik in mijn metallic Mercedes en reed met volle vaart weg.

‘Caroline! Hoe was het mogelijk, mompelde ik.’ Haar naam gonsde door mijn hoofd. Door deze onverwachte situatie zouden wij elkaar weer ontmoeten. Ze had mijn hulp nodig en aan hem gedacht. Ik voelde mij vereerd door deze toevalligheid. De regen kletterde tegen mijn autoraam en ik zetten mijn ruitenwissers op de hoogste stand. Eigenlijk was het geen weer om er op uit te gaan. Ik  deed het voor haar. Na twee kilometer reed ik de Ch. De la Rochette in en parkeerde de auto vlakbij de bouwmarkt. Door de stromende regen liep ik met ferme pas de bouwmarkt in op zoek naar spijkertjes en een houten paneel.

Ze was blij dat ze Remo had gebeld. Zo dadelijk kreeg ze hulp van hem. Ze woonde alleen in haar mooie villa samen met Misty en Rocks, haar twee honden. Binnenkort zou ze haar dertigste verjaardag vieren. Haar ouders leefde niet meer en ze miste hun nog steeds. Ze moest nu voor zichzelf zorgen. Geld had ze gelukkig genoeg. Haar ouders waren niet onbemiddeld geweest. Vader was makelaar. Koken deed ze het liefste zelf. Ze wilde geen kok aan huis. Ook had ze geen particulier chauffeur. Haar goede vriend en vertrouwensman Hans Heeren, had wel een particulier chauffeur, dat was gewoon in die bancaire wereld. Voor bankzaken moest hij vaak reizen. Een particulier chauffeur aan huis vond ze ook overbodig, liever reed ze zelf in haar blauwe Maserati. Als de honden met haar meegingen reed ze in haar Jeep. Op Hans kon ze meestal wel rekenen als hij hier in Zwitserland was. Hij was vijftig jaar, heel wat jaren ouder dan zij was. Ze had hem een paar jaar geleden ontmoet toen ze in Nederland was tijdens een receptie van bankiers in Amsterdam. Na afloop van de receptie vroeg hij haar om met hem te gaan dineren bij Restaurant La Garage in dezelfde stad. Vanaf dat moment raakte ze met elkaar bevriend. Hij vertelde haar dat hij een zoon had uit een eerder huwelijk. Net als zij had hij een huis in Genève. Hij was bankier en kwam uit een oud bankiersgeslacht. Ze had hem aardig gevonden en hij was een galante man. Door hem had ze zijn zoon Jeroen ontmoet en ze kregen na verloop van tijd een relatie. Hans was verguld met de keuze van zijn zoon. Toch hield de relatie geen stand. Jeroen ontmoette op een zekere dag Cinthia waar hij ooit mee had gestudeerd. Tijdens zijn studie was hij op haar verliefd geworden. Ze had haar studie Rechten niet afgemaakt en vertrok tijdig van de universiteit. Onverwachts hadden ze elkaar weer ontmoet. Ze was erg verdrietig dat hun relatie voorbij was. Ook Hans vond het jammer dat zijn zoon de relatie had verbroken.

Ze keek op haar gouden horloge. Het was tijd voor het diner. Eerst moest ze haar honden te eten geven. Ze deed de deur open van één van de zijkamers waar ze haar honden had ondergebracht. Rocks lag op een hoogpolig beige vloerkleed. Misty kwam meteen naar haar toegelopen. Ze knuffelde het dier en liep door naar Rocks en aaide hem ook over zijn kop.

‘Kom, wij gaan eten!’

Met gespitste oren renden ze weg richting de grote woon- eetkeuken. Ze schaterde het uit om hun snelle sprint. Uit de keukenkast pakte ze een doos hondenbrokken en rammelde ermee, waarop ze allebei tegen haar op sprongen. Ze liep richting een hoek van de keuken en vulde de bakken met hondenbrokken en met wat water. Ze waren zo gulzig, blijkbaar hadden ze trek. Nadat ze te eten hadden gekregen, maakte ze voor haarzelf een salade klaar met fetakaas, courgette en tomaten en daarbij een groenteschotel en krielaardappelen. Ze ontkurkte een fles droge, rode wijn. Net op het moment dat ze de groente en aardappelen in de magnetron wilde plaatsen, hoorde ze de deurbel.

‘Dat was vast en zeker Remo, mompelde ze.’

Ze sloot de keukendeur, de honden blaften. Opeens realiseerde ze zich dat ze zich nog niet had omgekleed en nog steeds liep in haar sportieve kleding. Onderweg naar de voordeur keek ze in de grote halspiegel. Hoe anders zag ze er nu uit in haar denim spijkerbroek met donkerblauwe trui en een paar zwarte ballerina’s aan haar voeten. Met haar slanke vingers kamden ze provisorisch haar lange haar en deed de voordeur open.

Ze zag Remo staan die verscholen met zijn hoofd in zijn capuchon zat en met een breed paneel in zijn handen stond. Regendruppels liepen als straaltjes langs zijn regenjack.

‘Hallo Remo, kom gauw binnen?’

‘Dag Caroline, hier is jouw klusjesman.’ Ze zag een grijns op zijn gezicht en hij stapte op de brede deurmat in de hal.

‘Waar kan ik het houten paneel neerzetten?’

‘Zet het maar naast de voordeur Remo. Ik zal je natte jack aannemen.’

‘Graag Caroline, het water loopt van mijn jack af en ik ziet er ook verwaaid uit.’

Nadat ik het paneel had neergezet, mijn sportschoenen had uitgedaan, gaf ik mijn jack aan haar. Ze hing het op aan een messing kapstok. ‘Wil je je misschien even opfrissen Remo, dan wijs ik je de badkamer?’

‘Graag Caroline, mijn gezicht is nat en het loopt in mijn hals.’

Ik volgde haar op mijn witte sportsokken naar de badkamer. Ze pakte uit een lichtblauw geschilderde badkamerkast een witte badhanddoek en gaf die aan mij.

‘Ik ben in de woonkeuken mijn eten aan het voorbereiden Remo. Heb je nog tijd gehad om te dineren?’

‘Nee, Caroline ik heb geen tijd gehad om te gaan dineren in mijn favoriete hotel waar ik iedere dag eet. Toen jij mij opbelde ben ik meteen naar de bouwmarkt gereden.’

‘Als je wilt kun je mee eten dan maak ik wat extra eten erbij!’

‘Dat aanbod sla ik niet af, maar eerst ga ik de klus doen die jij mij hebt opgedragen. Daar kom ik ten slotte voor.’

Ze zag dat hij terug liep naar de hal waar het paneel stond. Ik tilde het paneel op en ze wees mij de weg naar de salon. Bij binnenkomst voelde ik een koude windvlaag langs mijn benen gaan en rilde. Ik zag het grote gapende gat van de ruit. De vitrage hing aan flarden langs de openslaande deur. Ik verwijderde de kapotte vitrage en pakte uit mijn denimbroek een doosje kleine spijkers en zetten het neer op de hoogpolige vloerbedekking.

‘Eerst gaat het restant glas er uit Caroline en dan wil ik graag een hamer van jou? Als ik klaar ben kun je gaan stofzuigen. Ik moet er niet aan denken dat wij en jouw honden in het glas trappen.’

Als een braaf meisje liep ze naar een kast in de hal, pakte de stofzuiger en uit een gereedschapskist een hamer. In een glimp zag ze nog een paar flinke leren werkhandschoenen liggen. Daarmee kon hij het glas uit de sponningen halen, zonder zijn handen te bezeren. Ze bracht de spullen naar hem toe. Op gepaste afstand sloeg hij de laatste glasresten uit de sponningen van de deur. De glassplinters lagen voor de openslaande deuren en een gedeelte lag op het terras. Het tapijt was vochtig van de regen. Ze stofzuigde en zorgde ervoor dat alle glasresten weg waren. Hij timmerde zorgvuldig het houten paneel tegen de deur aan, zag ze.

‘Daar komt geen regen en wind meer doorheen Caroline, zei ik nadat de klus was geklaard.’

‘Wat fijn Remo, dank je wel en ze gaf hem een vluchtige kus op zijn wang. Ze zag dat hij er van moest blozen.

Door het raam van de andere deur keek ze naar buiten. De regen was zojuist gestopt. Het waaide nog wel. De takken van de lindenbomen in haar tuin zwiepten heen en weer.

‘Ik verdien nu wel een maaltijd Caroline, grapte hij met een glimlach om zijn lippen.’

‘Dat is het minste wat ik voor je kan doen Remo’ en samen liepen wij naar de woonkeuken, waar Misty en Rocks al op ons zaten te wachten.

‘Neem maar plaats aan de ovale eetkamertafel. Ik zal wat extra aardappelen en groente klaarmaken. Salade heb ik genoeg.’

Ik zag dat ze de ovenschaal in de magnetron plaatste. Door alle hectiek had ik haar niet goed bekeken. Ze zag er vlot uit in haar spijkerbroek met trui. Hoe anders zag ze er uit toen ik haar voor de eerste keer had ontmoet in haar rode jurk. Ze was nog steeds een schoonheid om te zien, zelfs in deze kleding?

De bel van de magnetron bracht mij bij mijn positieven. Ze plaatste de witte borden, het bestek en twee wijnglazen samen met de rode wijn op tafel en nam tegenover mij plaats op één van de zes beige, gestoffeerde stoelen.

‘Weet je dat ik graag kook Remo, begon ze het gesprek. Zo af en toe nodig ik wat gasten uit.’

‘Het eten ziet er heerlijk uit Caroline!’

‘Zou je binnenkort met mij willen dineren Caroline?, ik zou het erg op prijs stellen.’

‘Dat zou leuk zijn Remo. Ik ben alleen over twee weken in Nederland in Maastricht en bezoek daar een Internationale kunstbeurs, de TEFAF. Op de beurs zijn een aantal topstukken te zien en eventueel te koop. In twee heb ik interesse. Misschien kunnen wij over een maand iets afspreken?’

‘Afgesproken dame, het diner was voortreffelijk. Het is intussen al laat geworden, ik ga naar mijn jacht.’

Ik stond op en liep naar de hal. Mijn jack voelde nog klammig aan. Ze deed de voordeur voor mij open en zwaaide mij gedag.

‘Dag Caroline, tot gauw!’

‘Tot ziens Remo! en ze sloot de voordeur.

De wind was intussen gaan liggen. Ik reed snel naar huis. Bij mijn vertrek naar de bouwmarkt stond er een hevige wind die deining in het water veroorzaakte. Mijn jacht schommelde heen en weer. Ik was er niet gerust op. Hoe zou mijn jacht er nu bij liggen, vroeg ik mij af? Bij aankomst zag alles er gelukkig vertrouwd uit. Binnen in de kajuit trok ik mijn vochtige jack uit. Mijn kleding voelde klam aan. Het was een onverwachte en enerverende avond geweest. Mijn ogen prikten in mijn oogkassen. Het was tijd om naar bed te gaan. Nadat ik mij had gedoucht stapte ik in mijn hemelbed en viel weldra in slaap.

Nadat Remo was vertrokken had ze haar honden uitgelaten en stapte ze met een voldaan gevoel haar villa binnen. Misty en Rocks bracht ze naar hun hondenmanden in de woon-eetkeuken en nam plaats op haar sofa in de salon. Uit een kristallen kan schonk ze water in een glas en nam een slok. Ondanks het slechte weer van vanochtend had deze dag toch nog een positieve wending gekregen. Ze had nooit gedacht, dat ze Remo op korte termijn zou terug zien. Eigenlijk had ze helemaal geen verwachtingen gehad. Door haar reizen als kunsthandelaar ontmoette ze meer mensen, die ze zelden of nooit terug zag. Misschien een enkeling tijdens een bezoek aan een tentoonstelling of bij een beurs. Vandaag had ze oog in oog gestaan met een allervriendelijkste man die ze recent had ontmoet tijdens een schilderijententoonstelling van een gezamenlijke vriend. Hij was haar behulpzaam geweest toen ze om zijn hulp vroeg. Dankbaar was ze voor wat hij voor haar en haar dieren had gedaan. Ze had hem gevraagd om te blijven dineren. Tijdens het diner hadden ze samen met elkaar gepraat. Hun interesses bleken dichtbij elkaar te liggen. Net als hij hield ze van watersport, lezen en reizen. Hij had haar verteld dat hij in het verleden weleens ontmoetingen had gehad met mooie vrouwen, die nooit uitmondde in een vaste relatie. Recent had hij een vrouw ontmoet waarmee hij zaken deed. Er ontstond een kort contact tussen hen dat uiteindelijk teloor ging omdat zij bindingsangst had.

Ze had Remo verteld dat ze bijna één jaar geleden kort had samengewoond met Jeroen Heeren, de zoon van Hans Heeren, bankier en directeur van de Nederlandse Bank. Je hebt hem die middag op de tentoonstelling ontmoet, had ze tegen hem gezegd. Door hem had ze zijn zoon bij hem thuis ontmoet. Hans had een grachtenpand aan de Herengracht in Amsterdam en een penthouse in Genève. Jeroen en zij konden het goed met elkaar vinden. Na een korte periode van zes maanden gingen ze samenwonen in zijn huis in Genève. Ze dachten er zelfs over na om over twee jaar te gaan trouwen. Jeroen was net als zijn vader bankier. Zijn vader Hans was in zijn nopjes met zijn aanstaande schoondochter had hij haar verteld. Op een zekere dag kwam Jeroen wat later thuis dan normaal. Ze vond hem die bewuste avond erg stil. Toen ze had gevraagd waarom hij zo laat thuis was gekomen, vertelde hij haar de reden. Sinds kort had hij de studente Cinthia van Dijcke ontmoet, waar hij tijdens zijn studietijd verliefd op was geworden. Na de studietijd was hij haar uit het oog verloren. Tot een paar weken geleden. Hij had het moeilijk gevonden om haar te vertellen dat hij nog steeds verliefd was op Cinthia. Oude gevoelens kwamen bij hem weer boven. Hoe moest ze nu verder, vroeg ze zich af? Ze kon niet meer in zijn huis blijven wonen en was radeloos. De plannen met Jeroen en haar waren in duigen gevallen. Haar toekomstige schoonvader Hans bracht uiteindelijk redding en bood haar via een bevriende relatie een appartement aan in een chique gedeelte van de stad. Haar klantenkring vorderde gestaag in haar kunstgalerie. Na verloop van tijd kon ze een villa kopen. Ondanks alles bleef Hans haar steunen. Jeroen en Cinthia trouwden en bleven wonen in zijn huis. Remo had aandachtig geluisterd naar haar verhaal. Dat vond ze erg belangrijk. Hij onderbrak haar geen moment. Na afloop vertelde hij haar dat hij zich goed kon voorstellen hoe ze zich had gevoeld. Ze had een relaxte avond met hem gehad. Het waterglas was leeg en ze plaatste het op de salontafel. Na zo’n lange dag was het tijd om naar bed te gaan.

De Internationale kunstbeurs TEFAF was een succes geweest. Van over de hele wereld waren er belangstellenden en kopers geweest, zo’n 7.500. Ze had het, tijdens het ontbijt in een hotel,  in een dagblad gelezen. Twee kunstwerken had ze gekocht voor een goede klant. Eén schilderij van Kandinsky en één van Andy Warhol. De klant had er veel geld voor over gehad. Ze had er flink aan verdiend, dat kwam haar kunstgalerie ten goede. De kunstwerken zouden over ongeveer 3 dagen per vliegtuig aankomen. Alle verzekeringspapieren waren in orde. Nu  was ze weer op Zwitserse bodem. Haar maag voelde alweer een tijdje leeg. Het was tijd om te gaan lunchen. De wijzers van haar horloge stonden op 12.00 uur. Op een groot parkeerterrein stapte ze in haar blauwe Maserati die een paar dagen geparkeerd had gestaan bij het vliegveld. Ze had Misty en Rocks gemist en was van plan om vóór het diner haar honden op te halen bij een medewerkster van haar galerie die ze vanochtend had opgebeld. Madame Dubois was vanaf het prille begin haar rechterhand in haar galerie aan de Rue de l’Hôtel de Ville, als ze weer eens op zakenreis was. De honden logeerden dan bij haar thuis boven de kunstgalerie. In al die jaren was ze een hartsvriendin van haar geworden. Onderweg vroeg ze zich af waar ze nu eens zou gaan lunchen? Om naar haar haar villa te gaan vond ze nog te vroeg. Het moest een restaurant zijn in de nabijheid van het centrum. Het restaurant in Hotel Four Seasons des Berques Geneva stond goed aangeschreven, dat had ze van klanten gehoord. Daar zou ze naar toe gaan. Het hotel stond op een van de mooiste plekken van de stad aan het meer. Ze startte haar auto en reed weg. Na verloop van tijd reed ze de Quai des Berques in en parkeerde haar Maserati. Het prachtige chique hotel was in klassieke Franse stijl ingericht, zag ze bij binnenkomst. Ze nam plaats aan één van, de met damast, gedekte tafels. De stoelen waren bekleed met lichtblauwe, fluwelen stof. Ook de muren met goudkleurig lijstwerk waren lichtblauw geschilderd. In het lijstwerk waren klassieke muurschilderingen geschilderd. Pompeuze zwarte vazen stonden op een hoge schouw.

‘Serveur!’ De ober kwam meteen naar haar toe gelopen.

‘Wat kan ik voor u betekenen madame?’

‘Ik zou graag een Zwitserse aardappel zalmquiche en een droge witte wijn van u willen hebben?’

Nadat hij het een en ander had genoteerd liep hij bij haar weg. Op een paar hotelgasten na, die de lunch gebruikten, was ze de enige in het restaurant. Ze keek door één van de hoge ramen naar buiten. Het was heerlijk weer, de zon scheen. Opeens werd ze opgeschrikt doordat iemand onverwachts haar schouder aantikte. Ze keek omhoog en zag een man naast haar staan in een sportieve outfit.

‘Wat een verrassing Caroline, wat doe jij hier, je was toch nog in Nederland?’

‘Remo, wat een verrassing! Ze rees omhoog uit haar stoel en gaf hem een hand. Hij bracht mijn hand naar zijn lippen en gaf mij een speelse kus. Ik zag dat ze bloosde.

‘Wat een toeval dat ik jou hier moet treffen Remo. Het leven van ons bestaat uit toevalligheden heb ik de laatste tijd gemerkt?’

‘Jazeker, zei ik met een glimlach, zeg dat wel! Maar weet je Caroline, eigenlijk kom ik hier iedere dag eten. Heb ik dat jou niet verteld?’

‘Jawel, maar niet in welk hotel.’

‘Mijn jacht ligt hier niet ver vandaag. Ik zag op mijn horloge, dat het tijd was om te gaan lunchen. Bij binnenkomst zag ik aan jouw prachtige haar dat jij het was. Ik was blij verrast jou weer te zien Caroline, omdat ik niet beter wist dan dat jij nog in het buitenland was.’

‘Ga zitten Remo, de serveur heeft zojuist mijn bestelling opgenomen en kan elke moment de lunch komen brengen. Ik ben zojuist aangekomen van het vliegveld en was nog niet van plan om naar huis te gaan. Mijn reistas staat nog in de achterbak van mijn Maserati, die hier voor de deur staat.’

Ik schoof de stoel naar achteren en ging tegenover haar zitten.

Hij zag er sportief uit in zijn witte pantalon en donkerblauwe blazer. Het gestreepte shirt stond hem fantastisch.

‘Na de lunch was ik van plan om te gaan varen op het meer waar mijn jacht ligt. Hoe zou je het vinden om met mij mee te gaan?’

‘Het zou eventueel kunnen. Ik heb namelijk vanochtend besloten om vanavond mijn honden op te halen bij mijn galeriehoudster. Ik moet dan wel mijn reistas uit de auto halen, want daar zit nog wat vrijetijdskleding in.’

‘Dus ik begrijp dat je met mij meegaat?’

‘Jazeker, het is mooi weer Remo.’

De ober kwam intussen aangelopen en zetten het gerecht voor haar neer.

‘Wilt u misschien ook iets bestellen mijnheer Rigutto?’

‘Doet u maar hetzelfde als mevrouw’ en de ober liep weg.

Tijdens de lunch vroeg ik haar over de Internationale kunstbeurs en ze vertelde dat ze een goede deal had gemaakt met de aankoop van 2 topstukken voor een klant. Zelf was ik ook een paar dagen het land uit geweest, vertelde ik haar. Ik had een aantal van mijn winkels  bezocht, onder andere in Duitsland, Zweden en Noorwegen. Natuurlijk had ik overal mijn personeel, maar zo af moest ik de vinger aan de pols te houden en ter plekke bekijken hoe alles reilde en zeilde. Na de lunch vertrokken wij uit het hotel en haalde wij haar reistas uit de kofferbak van haar Maserati. Samen liepen wij over de boulevard langs de 140 meter hoge spuitende fontein. Daarachter lag namelijk mijn jacht. Bij binnenkomst kleedde zij zich om en ik zorgde er voor dat het anker en de trossen waren binnengehaald. Ik nam plaats achter mijn stuurrad en langzaam verdween de kade uit zicht. Vanaf mijn positie zag ik dat ze haar kleding zorgvuldig had opgevouwen en had neergelegd op een mahonie houten bank op het voordek en tegen de boeg leunde. Ze droeg een kort denim short. Ik zag een paar mooi gevormde benen met blote voeten. Haar lila bloes hing nonchalant langs haar lichaam. Ik had geboft dat ik zo’n mooie vrouw op korte termijn had ontmoet. Haar koperkleurige haar lag als een deken om haar heen. Naast haar mooie uiterlijk had ze een goed karakter, dat vond ik nog belangrijker. Ze hield van dieren en was een spontane persoonlijkheid. Ook was ze gastvrij. Hoe kon die Jeroen zo’n mooie vrouw laten lopen. Dat begreep ik niet. Ooit hadden mijn ouders mij verteld dat liefde niet te koop was. De vrouwen die ik had ontmoet waren meestal op mijn geld uit, waren verwend en wilde graag met mij gezien worden. Een enkeling verwende ik soms met een bontjas. Ik had Caroline meteen kunnen veroveren als ik dat had gewild, maar iets in mij zei om af te wachten. Ze dwong respect bij mij af. Ook had ze nog niet zo lang geleden een relatie achter de rug. Ik moest zorgvuldig met haar om gaan en liet het initiatief aan haar over. Door de kortstondige ontmoeting met Hélène had ik geleerd om niet te impulsief te handelen. Deze vrouw wilde ik pertinent niet verliezen, al kende ik haar nog maar kort.

Het kabbelen van het water tegen de boeg maakte haar rustig. Eigenlijk had ze, ondanks ze alleen was, een druk leven. Twee personen waren belangrijk voor haar: Hans Heeren en Madame Dubois. De laatste was al jong weduwe, had geen kinderen en woonde boven haar kunstgalerie. Toni behoorde tot één van haar zakenrelaties. In de zakenwereld ging heel veel geld om. Ze had alles wat haar hartje begeerde door vooral hard te werken. Vrouwen waren schaars in de kunstwereld, het was vooral een mannenwereld. Soms ging ze met een zakenrelatie uit eten, maar daar bleef het ook bij. De gesprekken gingen bijna altijd over zaken en geld. Er was meer in het leven had ze gemerkt. Sinds kort had ze de Italiaan Remo ontmoet, niet via het zakencircuit maar tijdens een privéaangelegenheid. Ze had hem nu een paar keer ontmoet. Hij was knap en charmant en ze konden goed met elkaar communiceren. Dat vond ze belangrijk. Het lot wilde blijkbaar dat ze elkaar weer zouden ontmoeten. Zijn karaktereigenschappen stonden bij haar op de eerste plaats. Ze had de indruk gekregen dat hij haar graag mocht. Ook was het haar opgevallen dat ze zich beiden op hun gemak voelden bij elkaar, dat had toch wel iets speciaals. Ze voelde vlinders in haar buik en wilde graag bij hem zijn.

‘Caroline! Ik heb iets koels voor ons gehaald, een glas jus-Orange, schat.’

‘Had ze het goed gehoord, zei hij ‘schat’ tegen haar?’

‘Wat lief van je, dank je Remo!’

‘Weet je dat wij intussen richting Montreux varen. Ik heb zojuist mijn anker uitgegooid en  vaar nu niet verder, anders ben je vanavond te laat thuis om je honden op te halen. Wat was je trouwens aan het mijmeren?’

‘Over het recente verleden Remo en dat ik sinds kort jou heb ontmoet. Iemand die zo belangrijk voor mij is, dat ik graag in zijn nabijheid wil zijn.’

Ik kreeg een brok in mijn keel door haar antwoord en kon daarom even niets zeggen. Langzaam liet ik mij door mijn knieën zakken en ging naast haar zitten tegen de boeg.

‘Wat lief dat je dat zegt Caroline, eerlijk gezegd ben ik ook blij dat ik jou hebt ontmoet. Onze ontmoeting was niet gearrangeerd maar ontstond spontaan. Dat is ook het leukste.’

‘Nu zit ik hier samen met jou op jouw jacht. Hoe lang is het jacht eigenlijk?’

‘Om precies te zijn 70 meter. Er kunnen met gemak 12 personen logeren.’

Ze giechelde, ‘12 personen, wat veel! Voor ons tweeën is het al een balzaal.’

Nu moesten wij beiden lachen en keken even niet uit. In alle hilariteit schopte ze pardoes onze glazen jus-Orange omver. Het kostelijke vocht droop over een gedeelte van het achterdek. Ze stond verschrikt op, gleed uit en belandde achterover in de natte jus-Orange. Ik hielp haar overeind en zag dat haar denim short besmeurd was.

‘Dat wordt dus een wasbeurt Remo, grapte ze en nam het gebeuren laconiek op. Naast mijn kleding van vanmiddag heb ik ook nog een bikini bij mij. Zou jij mij de weg willen wijzen naar de badkamer Remo?’

Ik nam de glazen mee naar binnen en wees haar de badkamer. Haar reistas had ze al mee naar binnen genomen, zag ik. Uit een keukenkast pakte ik een emmer, vulde het met warm water, wat schoonmaakmiddel en maakte de plek op het dek weer schoon met een zwabber. Op weg naar mijn kajuit begon ik hard te lachen. Het was ook zo’n komisch gezicht.

Er klonk een stem van Caroline: ‘Wat ben je toch een plaaggeest Remo.’

Mijn kleding was gespaard gebleven. Plotseling zwaaide de deur open van de badkamer en stapte ze met een lichtblauw badlaken om haar middel het woongedeelte in. Haar lange haar had ze voor het gemak in een wrong gedraaid. Het kon mij niet ontgaan dat haar volle borsten in een gebloemd bovenstukje van haar bikini zaten.

‘Na zo’n warme douche koelt mijn lijf wel erg snel af. Vind je het goed dat ik in jouw jacuzzi plaats neem. Het lijkt mij heerlijk dat warme water met al die bubbels.’

‘Dan kom ik erbij Caroline, hij is groot genoeg voor ons beiden. Ik moet mij alleen nog even omkleden en weg was ik.’

Ze liep voorzichtig naar het achtersteven van het jacht en deed de knop aan van de jacuzzi. Via een klein opstapje klom ze over de rand heen en ging voorzichtig zitten in een van de hoeken van het bad. Een spier van haar rug was wat gevoelig voelde ze, dat door de val kwam van zonet. De waterbubbels masseerden haar lijf, dat voelde relaxed.

Het liefste zou ik nu naast haar willen gaan zitten. Toch besloot ik om daar nog even mee te wachten en nam tegenover haar plaats in een andere hoek van de jacuzzi. Tussen haar donkere wimpers observeerde zij mij. Plagend ging ik onverwachts kopje onder. Ik pakte haar rosé gelakte tenen vast toen ik weer boven water kwam. Spontaan gaf ik er een kusje op. Met haar linkerbeen sloeg ze plotseling hard op het water, waardoor mijn gezicht en haren kletsnat werden.

‘Ha, ha, die Remo, nu heb ik jou te pakken, lachte ze.’

Het prikkelde mij dat ze zo ondeugend was. Onverwachts steeg het bloed naar mijn hoofd. Opeens trok ze mij naar haar toe. Onze gezichten kwamen dichtbij elkaar. Haar groene ogen keken mij vragend aan. Op het moment dat ik haar wilde gaan kussen duwde ze mij speels met haar twee handen mijn hoofd onder water. Proestend kwam ik boven en ze moest weer lachen.

‘Dekselse meid ik zal je pakken, mompelde ik.’

Ze liet zich door het water glijden naar één van de andere hoeken van het bad. Al spartelend ging ik haar achterna. Het water om ons heen gutste over de rand.

‘Kijk eens wat je hebt gedaan tijgerin, het dek is kletsnat.’

Ik schoof langzaam haar kant uit, trok haar opeens naar mij toe en likte zachtjes aan haar rechter oorlel. Daarna ging mijn mond op haar lippen. Ik wilde nu het heft in eigen hand nemen. Gretig kuste ze mij, haar tong drong zich bij mij naar binnen. Speels maakte ze het bovenstukje van haar bikini los, waardoor haar borsten deels onder water hingen. Ze kreunde zachtjes toen ik haar beiden tepels streelden en ze spontaan stevig aanvoelden.

‘Caroline, Mi Amore! Onverwachts ging ze bovenop mij zitten, waardoor er iets bij mij begon te groeien. Ze fluisterde zachtjes in mijn oor: ‘Ma chérie.’

De tijd verstreek. Ik draaide de knop uit zodat het water niet meer ging borrelen. Ik keek op mijn rolex horloge en zag dat het rond 16.30 uur was. Tijd om weer richting Genève te varen.

‘Wij moeten gaan Caroline. Ik vaar weer terug naar mijn ligplaats. Zoals afgesproken ga jij je honden ophalen bij Madame Dubois en ik stapte voorzichtig over de rand van de Jacuzzi. De vloer van het dek was glibberig. Ik tilde haar uit het water, sloeg een badlaken om haar heen en legde haar neer op mijn hoekbank in het woongedeelte van mijn kajuit. Liefkozend trok ze mij weer naar haar toe, greep mijn heupen vast en liet mijn zwarte zwembroek zakken. Voordat ik het wist drong ik zachtjes bij haar naar binnen. Ze kreunde bij iedere stoot die ik haar gaf. Wij raakten samen in extase en het was een genot om samen klaar te komen. Na de daad bleef ze nog liggen en trok haar bikinibroekje weer omhoog. Ik stond op en gaf haar een kus op haar voorhoofd.

‘Ik moet nu echt gaan varen schat, anders zijn wij niet op tijd?’

In een roes nam ik plaats achter mijn stuurrad, trok het anker naar binnen en vertrok. Bij aankomst liepen wij samen hand in hand naar haar Maserati die nog steeds voor het hotel geparkeerd stond. Bij het openen van haar portier plaatste ik haar reistas op de autostoel naast haar.

‘Helaas is er geen tijd voor ons om samen te gaan dineren, daar is het te laat voor Caroline.’

‘Dag Remo, tot ziens. Ik heb genoten van jou en van het mooie weer.’

Ik wierp haar een kushandje toe en zei: ‘My love, spoedig zie ik je weer.’

Ze startte haar Maserati en verdween de hoek om van de Rue du Lausanne en ik liep naar  mijn vertrouwde hotel om te gaan dineren.

Onderweg naar haar kunstgalerie voelde ze zich erg opgewonden. Remo, wat heb je toch met mijn gevoelens gedaan, mompelde ze? Ze wilde het van de daken schreeuwen, zo goed voelde ze zich bij hem. Het leek wel alsof ze hem al jaren kende. Nog een paar straten en dan was ze bijna bij de woning van Madame Dubois. Hoe zou het met haar twee lieve honden zijn? Ze parkeerde de auto voor de deur van haar galerie en stapte uit. Vrij snel, nadat ze op de deurbel had gedrukt, deed Madame Dubois open met naast haar Misty en Rocks.

‘Hallo Irene, hoe is het gegaan in de galerie en hoe is het met mijn twee lieve honden?’

‘Fantastisch Caroline, ik heb de afgelopen dagen aardig wat belangstelling gehad in de galerie. Een klant is zelfs twee keer teruggekomen om naar een beeldhouwwerk te kijken en besloot om het één dag later alsnog te kopen. Met je honden is het uitstekend, kijk maar, zei ze met een glimlach.’

‘Fijn zo, de zaken gaan dus nog steeds voorspoedig. Rocks en Misty begonnen te blaffen bij het aanzien van hun bazin en ze sprongen tegen haar op.

‘Ik heb jullie gemist hoor!’ en ze gaf ze beiden een aai over hun kop.

‘Sorry, dat ik wat later ben dan normaal, ik heb zelfs nog niet eens gedineerd!’

‘Ik had al op je gerekend met het diner, Caroline. Waarom eet je niet mee? Ik heb een groente taart gemaakt en wat uiensoep.’

‘Graag Irene, ik heb een drukke dag achter de rug en ben onverwachts een goede vriend tegengekomen, waarmee ik vanmiddag ben gaan varen.’

‘Je maakt mij wel nieuwsgierig hoor, vertel het maar tijdens het eten?’

Ik had haar gezelschap gemist tijdens het diner, maar ik wist niet beter dan dat ik vaak alleen zat te eten. Hier in dit hotel of in een restaurant in het buitenland. De hoteleigenaar en het personeel kenden mij nu al een paar jaar. Ik was hun dagelijkse vaste klant. Het leven als zakenman had zo zijn voor- en nadelen. Er was geld in overvloed, ik had een jacht, een chateau en ging regelmatig op reis. Het nadeel was dat ik altijd alleen thuis kwam. Ik was er aan gewend, maar toch begon de eenzaamheid aan mij te knagen. Sinds ik Caroline had ontmoet veranderde er iets met mijn gevoel. Ze was een vrouw naar mijn hart en was beslist geen oppervlakkig type. De vrouwen die ik had ontmoet wilden met mij pronken en waren niet bijster intelligent. Hun kracht was hun uiterlijk, meer niet. Ik wilde iemand waarmee ik ook een persoonlijk gesprek kon voeren, dat niet altijd over zaken ging. Door het jachtige zakenleven zou ik bijna vergeten dat er ook een leven zou kunnen bestaan met een vrouw aan mijn zijde en om gezamenlijk leuke dingen doen. In haar had ik de ware gevonden, dat wist ik zeker.

Ze was nu een paar keer met hem op zakenreis geweest. Hij had haar een aantal van zijn winkels laten zien en stelde haar voor als zijn verloofde aan enkele van zijn personeelsleden, al was het dan nog niet officieel. Ze had een schitterende witte nertsmantel van hem gekregen. Het stond haar prachtig had hij tegen haar gezegd, vooral met je prachtige koperkleurige haar. Hun verliefdheid was overgegaan in liefde. Ze hadden na de zakenreis ook Italië aangedaan en zijn ouders ontmoet in Turijn alsook zijn jongste broer Luiz. Zijn ouders hadden haar in hun armen gesloten. Bij thuiskomst in Zwitserland had ze samen met hem een bezoek gebracht aan Hans Heeren, die hij nu voor de tweede keer zou ontmoeten. Ze had gehoopt om zijn zoon Jeroen en diens vrouw Cinthia te zien. Ze wilde Remo aan hun voorstellen, maar Hans vertelde dat ze voor een korte vakantie waren vertrokken naar Lesbos een eiland in Griekenland. Ook werd er een kennismakingsbezoek gebracht aan Madame Dubois die het leuk had gevonden dat ze eindelijk de ware man had gevonden in Remo.

Halverwege september zou ze 30 jaar worden had ze tegen mij gezegd. Ik had, zonder dat zij het wist een aantal gasten uitgenodigd, zoals zakenrelaties, naaste wederzijdse vrienden en  familie. Het zou een groot feest worden in haar villa. Ik wilde wat speciaals gaan doen op die dag, daar had ik een goede reden voor en had contact gezocht met de hoteleigenaar van Four Seasons des Berques Geneva. Zij zouden een complete catering verzorgen. In de tussentijd had ik bij Cartier in Parijs een gouden halssieraad gekocht met een groene Jade edelsteen. De kleur van deze edelsteen paste goed bij haar groene ogen en haar koperkleurige haar. Ook kocht ik een dito gouden ring. Het moest een speciale dag worden.

De verjaardag was aangebroken en de gasten waren zojuist gearriveerd. Op de oprijlaan van haar villa stonden diverse typen auto’s. Remo had zich als gastheer over de gasten ontfermd. De hal en de grote salon waren prachtig versierd had ze gezien. Er was een overdaad aan bloemstukken gebracht, die her en der waren opgesteld. Ze had aan hem gevraagd, waarom er zoveel gasten waren uitgenodigd op haar verjaardag en waarom al die bloemstukken waren bezorgd? Ze had gevoeld dat er iets zou gaan gebeuren, maar wat? Ze had gezien dat er links en rechts lange, gedekte tafels met zilveren kandelaars en prachtig opgemaakte schalen met de lekkerste gerechten stonden. Genoeg voor zo’n 50 gasten. Obers liepen langs met zilveren dienbladen met champagne. Remo had voor de grap Misty een rosé strik om haar nek gedaan en bij Rocks een blauw exemplaar. Ze had er om moeten lachen. Remo had zich in een zwart jacquet gestoken. Het diner zou zo dadelijk plaatsvinden. Ze was zojuist naar haar slaapkamer gegaan om zich te verkleden in een avondjurk. Na afloop van het diner zou er worden gedanst. De muziekinstrumenten stonden reeds klaar samen met de orkestleden. Madame Dubois was met haar mee naar boven gegaan om haar te helpen met het opsteken van haar lange haar.

‘Jouw 30e verjaardag wordt vandaag wel erg groots gevierd Caroline en wat heb je een prachtige lichtgroene japon hangen? Die zilveren lovertjes maken het helemaal af.’

‘Ik begrijp zelf ook niets van al deze uitbundigheid Irene. Remo heeft mij niets verteld. Deze avondjurk heb ik gekocht bij een Nederlandse couturier in Amsterdam tijdens mijn bezoek aan de TEFAF in Maastricht.’

‘Ik zal je helpen met jouw jurk Caroline. Remo zal zijn ogen uitkijken alsook alle gasten, denk ik.’

Ik stapte in mijn nieuwe bijpassende naaldhakken en bekeek mijzelf in de spiegel van de noten houten slaapkamerkast.’

‘Kom Caroline, wij moeten nu gaan? Remo en de gasten wachten op je.’

Even later stond ze boven aan haar wit marmeren trap om naar beneden te gaan. Het geroezemoes verstomde. Het leek wel of iedereen de adem had ingehouden. Gracieus liep ze de trap af naar beneden. Remo, de liefde van haar leven stond daar beneden. Hij volgde haar met zijn ogen en pakte haar hand toen ze de laatste tree betrad.

‘Lieveling, wat zie je er beeldig uit in die groene avondjurk en je haar is zo mooi opgestoken.’

‘Dank je schat, ik word er verlegen van. Jijzelf ziet er ook mooi uit in je Jacquet.’

De gasten begonnen allemaal te klappen.

‘Ik zal je begeleiden naar onze tafel.’

Ze zag dat haar gasten volgden en iedereen plaats nam aan de prachtig gedekte tafels.

Net voordat ze wilde gaan zitten, pakte Remo een champagneglas en gaf het aan haar.

‘Lieve Caroline, familie, naaste vrienden en bekenden. U zult wel hebben gemerkt dat dit niet zomaar een verjaardag is voor mijn lieve Caroline. Voor haar is dit ook een verrassing. Ik wilde deze bijzondere dag benutten om Caroline om haar hand te vragen. Haar mond viel open van verbazing. Ik schoof mijn stoel naar achteren, knielde en vroeg aan haar: ‘Lieverd zou jij met mij willen trouwen?’

Even viel er een stilte.

‘Ja, lieve schat, ik wil graag met je trouwen.’ Wat een origineel idee om dat op mijn 30e verjaardag kenbaar te maken. Nu begrijp ik dat je zoveel gasten hebt uitgenodigd!’

Uit mijn jacquet haalde ik een langwerpige fluwelen doos tevoorschijn als ook een klein doosje. Als eerste maakte ik het kleine doosje open en liet haar een prachtige rosé diamanten ring zien.

‘Wat een schitterende ring Remo!’

Ik nam de ring uit het doosje en schoof hem aan haar linker ringvinger.’ Ze bekeek de ring aandachtig, pakte mijn kin en gaf mij een kus op mijn wang.

‘Dit is nog niet alles Caroline en ik opende de langwerpige doos.’ Haar ogen vielen open van verbazing, wat ze zag liggen in de doos. Ik nam voorzichtig het gouden collier met groene jade edelstenen eruit en hing het sieraad om haar hals. Iedereen begon te juichen en te klappen. Ze was er ondersteboven van. Het leek wel of ze in een roes te recht was gekomen.

‘Wat een prachtige ring en collier Remo, dank je wel.’

Ik hief mijn champagneglas omhoog en zei: ‘Proost Caroline op je 30e verjaardag en op ons voorgenomen huwelijk.’

‘Proost, riepen alle gasten in koor.’

Het diner kon gaan beginnen.

Na het voortreffelijke diner liep iedereen naar de grote hal om te gaan dansen. Het orkest begon te spelen. Wij stonden als eerste op de dansvloer. Ik nam haar in mijn armen en zo dansten wij samen met alle gasten tot in de late uurtjes.

Het was nu drie weken later. De gasten hadden enthousiast gereageerd op het feest en hadden diverse huwelijksgeschenken gestuurd. Ze zou in december mevrouw Rigutto-Swift worden. Haar leven was in korte tijd in een stroomversnelling geraakt. Ze ging nu regelmatig met hem uit. Tot aan hun huwelijk zou hij voorlopig nog op zijn jacht blijven wonen had hij tegen haar gezegd. Ze had het druk met alle voorbereidingen voor haar huwelijk. In het chateau van Remo zou de huwelijksvoltrekking plaatsvinden en ze gingen daar ook wonen. Het jacht werd niet verkocht. Wel zou ze haar villa gaan verkopen. Maar zover was het nog niet er moest een gastenlijst worden opgesteld en het belangrijkste van alles was de aanschaf van haar trouwjurk. Daarvoor wilde ze naar Parijs gaan in Frankrijk. Ze had aan Madame Dubois gevraagd of zij haar wilde vergezellen en ze had ‘ja’ gezegd. Ze vond het pijnlijk dat haar ouders haar huwelijk niet meer konden meemaken. Ze waren reeds jaren overleden. Het was niet anders. Vanmorgen had ze een afspraak met 3 klanten in haar galerie samen met Madame Dubois. Met twee van de drie was ze tot een akkoord gekomen met de aankoop van een paar kunstwerken. Ze had Remo opgebeld dat ze deze middag het eens wat rustiger aan wilde doen.

‘Dat komt dan mooi uit schat, dan kan ik gaan winkelen in de Rue de Rive of Rue du Rhône. In de laatste winkelstraat heb ik een chique herenkledingzaak gezien en ga op zoek naar een trouwpak. Zullen wij vanavond samen gaan dineren? Ik kom je ophalen rond 18.30 uur.’

Bij thuiskomst in haar villa bedacht ze zich opeens om te gaan wandelen met haar honden in Parc Moynier. Dit park had een schitterende tuin en lag praktisch om de hoek van hun favoriete hotel aan de Rue de Lausanne. Ze had geen zin om zich te verkleden en had nog steeds een rode jurk aan met een donkerblauwe blazer die de vanochtend had gedragen in haar galerie. Ze koos wel voor een paar gemakkelijke zwarte instappers en zetten haar rode naaldhakken in de inloopkast. Nadat ze haar honden eten en drinken had gegeven, nam ze hun mee naar buiten en deed de voordeur achter haar dicht. Bij het openen van haar Jeep sprongen ze beiden op de achterbank. Wat moest ze toch zonder haar lieve dieren, vroeg ze zich af. Remo hield ook van haar honden, dat wist ze. Even later liep ze samen met hun in het park. Het was erg druk. Ze zag een jonge vrouw joggen met een vriendin, Een stel mensen waren  aan het picknicken. Een ouder echtpaar zaten op een bankje en kinderen waren aan het spelen met een bal. Uit haar schoudertas haalde ze een flesje water en dronk eruit. Ze voelde zich relaxed na die drukke ochtend. Na verloop van 2 uurtjes liep ze weer richting haar Jeep. Ze opende het portier. Als eerste sprong Rocks op de achterbank. Opeens voelde ze een ruk aan de riem van Misty. In een oogwenk zag ze dat Misty een rode kat in het vizier had die onverwachts de rijbaan overstak. Ze rukte zich los en rende achter de kat aan de rijbaan op. Verstijfd zag ze wat er ging gebeuren. Ze hoorde een snerpend geluid van piepende autobanden. Er volgde een harde klap en daarna glasgerinkel. Ze zag dat de kat de overzijde had gehaald. Vol afschuw zag ze dat Misty werd geschept door een Bentley en boven op de motorkap belandde. Van schrik sloeg ze het autoportier dicht waarachter Rocks zat en schreeuwde luidkeels om hulp. Een paar mensen die het zagen gebeuren snelde naar haar toe. Ze was meteen naar de intussen stilstaande auto toegerend en gilde: ‘Nee Misty, niet mijn arme dier!’

Iemand riep: ‘Bel de dierenambulance, misschien is het nog niet te laat!’

In alle hilariteit had ze de bestuurder van de Bentley niet gezien die intussen was uitgestapt en zijn auto half over de stoep had neergezet. Samen met een paar toeschouwers legde ze Misty op de stoep neer in de buurt van een Bistro. Ze zag dat haar kop scheef hing en bloed uit haar bek was gelopen. ‘Oh nee, Misty niet doodgaan alsjeblieft’ jammerde ze en ze barste in tranen  uit. Opeens voelde ze een hand op haar schouder. Met betraande ogen keek ze op. ‘Jeroen, jij, wat doe je hier!’

‘Oh Caroline wat vreselijk!, ik zie dat ik één van onze honden heb aangereden, die ik voor jou als pub heb gekocht.’ Ik kon niet meer remmen omdat er een hond onverwachts de rijbaan overstak, niet wetende dat het Misty was, zei hij met hese stem.

In de verte hoorde ze de sirene van de ambulance. Eén van de ambulancebroeders sprong, bij het stilstaan de dierenambulance, er uit en ontfermde zich  samen met zijn collega over de hond. Samen met Jeroen nam ze plaats bij Misty. Ze pakte haar kop en legde die op haar schoot. Oh, lief dier, dat ik je nu moet missen. Haar jurk zat onder het bloed, het kon haar niet schelen. Was Remo nu maar hier?

‘Uw hond heeft zijn nek gebroken mevrouw vertelde één van de ambulancebroeders tegen haar. Wij nemen de hond mee naar een dierenarts, ik geef u het adres of gaat u met ons mee?’

‘Wij gaan zo dadelijk naar de dierenarts. Ik ken deze mevrouw ze is helemaal overstuur, mijnheer, ik breng haar binnen in de Bistro, daar aan de overzijde van de weg.’ De dierenambulance vertrok. De toeschouwers verlieten langzaam de plek des onheils. Hij had het briefje met het adres van de dierenarts in zijn blazer gestopt, hielp Caroline overeind en sloeg zijn arm op haar heen. Ze legde haar hoofd op zijn schouder. Rustig maar meisje, streelde haar lange haar en gaf haar spontaan een kus op haar wang. Binnen in de Bistro gaan wij wat drinken Caroline en even op adem komen. Daarna moet ik de politie nog bellen en dan gaan wij naar Misty toe. Maar eerst ben jij belangrijk. Ze gaf geen antwoord en liep samen met hem mee.

 

Ik had een prachtig aubergine trouwpak gekocht met bijbehorend lila overhemd en had gekozen voor een strik en pochet in de kleur van het overhemd.

‘Fantastisch mijnheer, het staat u goed, had de verkoper gezegd.’

Keurig verpakt lag het pak op de achterbank van mijn auto en was ik onderweg naar mijn jacht. Onderweg hoorde ik een geluid van een ambulance, dat was niet zo vreemd in zo’n grote stad. Zoals afgesproken zou ik vanavond met Caroline dineren. Ik reed langs een park en zag tot mijn grote verbazing een vrouw en man innig naast elkaar lopen die richting een restaurant liepen. Die vrouw leek verdacht veel op Caroline. Ik kon het moeilijk zien, want ik zag de vrouw alleen van de achterkant.

‘Dat kon toch niet, mompelde ik. ‘

Ik ging langzamer rijden en zag aan het lange, koperkleurige haar dat het toch Caroline was. De schrik sloeg meteen om mijn hart. Wat moest zij met die wildvreemde man? Hij had zijn arm om haar heengeslagen en gaf haar een kus. Ik zag alleen de zijkant van het gezicht van de jonge man. Zou ik stoppen vroeg ik mijzelf af? Opeen kwam er een jaloers gevoel over mij heen.  Nee, ik zou haar vanavond tijdens het diner met deze man confronteren. Een paar weken geleden had ik haar op haar verjaardag ten huwelijk gevraagd. Ze zou mijn vrouw worden. Ik was woedend en gaf een paar klappen op mijn stuur van mijn auto en reed door. Bij aankomst smeet ik het autoportier dicht en stapte op mijn dek. Binnen plofte ik neer op mijn bank en schreeuwde luidkeels: ‘verdoemde Caroline, waarom heb je mij bedrogen? Ben ik niet goed genoeg voor jou!’ De tranen prikten in mijn ogen en ik ging languit op mijn bank liggen.

‘Ga hier maar zitten Caroline en bood haar een plaats aan in het restaurant van de Bistro. Een ober die zag dat er iets mis was kwam meteen naar ons toe en vroeg wat er was gebeurd?

‘Een dramatische aanrijding met een hond mijnheer, heeft u misschien wat water voor ons en vertelde het verhaal van de aanrijding aan de ober. Ze zat stil voor zich uit te staren.

Opeens zei ze: ‘dat uitgerekend jij één van onze honden moet aanrijden Jeroen, hoe is het mogelijk!’

‘Waar is Rocks eigenlijk of was je alleen met Misty aan de wandel?’

‘Oh, Jeroen, in alle consternatie ben ik Rocks helemaal vergeten, die zit om de hoek van de straat langs het park in mijn jeep opgesloten.’

‘Ik ga hem meteen halen en bel onderweg meteen de politie om een proces verbaal op te laten maken.’

Ze gaf hem de autosleutels en hij verdween. Onderweg naar haar Jeep belde hij de politie en vertelde hun dat zijn auto schade had opgelopen door een aanrijding met een hond die onverwachts de rijbaan was overgestoken. ‘In een Bistro om de hoek van Parc Moynier zit ik samen met de bazin van de overleden hond.’ Hij hoorde bij aankomst bij de Jeep Rocks al blaffen. Het arme dier wist niet wat hem was overkomen. Nadat hij Rocks had bevrijd, sloot hij het portier en liep samen met het dier naar de Bistro. Intussen was de politie gearriveerd en werd er een proces verbaal opgemaakt.

Jeroen had met haar afgesproken om samen met haar naar Dierenkliniek des Pontes te rijden in Grand Lancy, waar Misty naar toe was gebracht en haar daarna naar haar villa te brengen. Remo wilde ze nog niet bellen, dat deed ze later wel. De jeep zou worden opgehaald had de politie gezegd. Even later besprak ze met de dierenarts, dat ze in overleg met Remo Misty zou laten begraven. Maar eerst moest ze hem opbellen, alvorens hij haar vanavond zou ophalen om met haar te gaan dineren. Ze pakte haar gsm-toestel en belde hem op. Na verschillende pogingen te hebben gedaan hing ze op.

‘Ik begrijp er niets van Jeroen, ik krijg geen gehoor. Hij had allang thuis moeten zijn!’

Er ging een signaal af. Een berichtje kwam binnen. Het was van Remo en ze las: ‘het diner wordt uitgesteld, ik heb voorlopig geen tijd.’ Hij had niet geschreven waarom hij geen tijd had.

‘Zal ik je brengen bij Remo, al kent hij mij niet?’

‘Laat maar Jeroen, hij zal wel een reden hebben, denk ik zo’.

Er kwam een onbehagelijk gevoel over haar heen. Ze voelde dat er iets niet klopte. Ze namen afscheid van de dierenarts en ze aaide voor de laatste keer over Misty haar kop. Meteen liepen de tranen weer over haar wangen.

‘Kom Caroline, ik breng je naar huis?’

Onderweg naar haar villa voelde ze zich eenzaam. Wat was er toch met Remo aan de hand en waarom kreeg ze zo’n vreemd bericht van hem? Eindelijk was ze thuis, gaf Jeroen een hand en bedankte hem voor alle goede zorgen. Morgen zal ik de autoverzekering bellen Jeroen.’

‘Het komt wel goed Caroline, je hebt nu andere zaken aan je hoofd.’

Ze opende de voordeur en nam Rocks mee naar binnen. Het dier was ook van slag zag ze; hij keek maar om zich heen. Ze gaf Rocks een knuffel en vulde zijn etensbak met voer. Onderwijl keek ze naar de lege bak van Misty. Ze voelde zich akelig worden en begon opnieuw te huilen. Snel liep ze de trap op naar boven richting haar slaapkamer en liet zich met bebloede kleding en al op bed vallen. Waarom deed Remo zo vreemd, nu ze hem nodig had?

Thuis gekomen vertelde hij Cinthia het dramatische verhaal.

‘Als ik jou was zou ik ook jouw vader Hans hierover inlichten Jeroen. Hij is haar steun en toeverlaat.’

Vóór het diner belde hij zijn vader en vertelde wat er deze dag was gebeurd.

‘Ik zal haar meteen opbellen Jeroen. Is alles trouwens goed met jou?’

‘De Bentley is beschadigd en de vooruit versplinterd pa. Gelukkig ben ikzelf ongedeerd.’

‘Je hoort nog van mij Jeroen en doe de groeten aan Cinthia.’

Ze had het fijn gevonden dat Hans Heeren telefonisch contact met haar had opgenomen. Ze had het hele verhaal aan hem verteld. Hij vond het frappant dat uitgerekend zijn zoon één van zijn eigen honden had aangereden.

‘De twee honden kreeg ik van Jeroen toen wij net verkering hadden, ik weet het nog goed Hans.’

‘Heb je Remo nog over het ongeluk gebeld Caroline?’

‘Ik heb hem verschillende keren gebeld, hij neemt de telefoon niet op. Ik maak mij vreselijk ongerust. Ook reageert hij niet op mijn berichten. Het lijkt wel of hij van de aardbodem is verdwenen.’

‘Zal ik eens met hem gaan praten Caroline. Misschien is hij onverwachts voor zaken vertrokken naar Europa. Momenteel ben ik in Amsterdam, maar over 2 dagen kom ik weer naar Zwitserland. Ik neem contact met je op wanneer ik weer thuis ben.’

Nadat ze Hans had gesproken belde ze Madame Dubois op die diezelfde avond meteen naar haar toe kwam om haar te ondersteunen.

Ik was blijkbaar in slaap gevallen en had bij het opstaan een barstende hoofdpijn. Nog duf van de slaap kwam de herinnering weer naar boven. Caroline in innige omhelzing met een voor mij onbekende man. Wie was hij? Ik had hem nog nooit ontmoet. Over een paar uur had ik met haar afgesproken om haar te gaan halen om te gaan dineren. De moed was mij in mijn schoenen gezonken en ik had besloten om het etentje maar uit te stellen. Ik voelde mij gekrenkt en kon het niet opbrengen om haar te bellen of een sms te sturen.

Zoals afgesproken arriveerde Hans Heeren een paar dagen later in Genève. Op het vliegveld had hij Caroline een berichtje gestuurd dat hij regelrecht naar haar villa toe zou komen.

‘Het enige wat ik voor je kan doen is om contact te leggen met Remo zei hij bij binnenkomst in de hal tegen haar. Misschien wil hij wel met mij praten? Hij heeft mij nu een paar keer ontmoet en weet nu wel wie ik ben. Ik ga nu meteen naar zijn jacht. Heb je zijn adres voor mij?’

Uit een lade van de haltafel pakte ze pen en papier en schreef het adres op.

‘Laat mij alsjeblieft weten wat het resultaat van het gesprek is Hans?’

‘Dat doe ik, jij moet nu gaan rusten Caroline, zo te zien heeft de vermoeidheid toegeslagen.’

‘Succes Hans en ze sloot de voordeur.’

Het was nog vroeg in de ochtend. Terug naar bed gaan wilde ze niet. Vanuit haar slaapkamer pakte ze een geruite plaid en ging weer terug naar de salon waar ze zich nestelde tussen een paar sierkussens op haar sofa. Rocks, die op het hoogpolig tapijt lag stond op en ging voor haar zitten. Hij legde zijn kop in haar schoot alsof hij zeggen wilde: ‘Waar is Misty.’

Ze had tegen Hans gezegd dat Remo zijn jacht aan het meer van Genève lag. Het kon niet missen al was het alleen al om het formaat van zijn jacht. Het lag er verlaten bij toen hij over de loopplank richting het dek liep. De luiken van de kajuit zaten potdicht. Het leek stil. Er was geen mens te zien. Hij had zojuist toch een Mercedes zien staan. Hij moest dus thuis zijn!

Hij tikte op het luik die naast de deur zat. Het bleef stil. Weer deed hij een poging. Geen reactie. Er hing een koperen scheepsbel naast de deur. Zou hij bellen vroeg hij zich af? Wat kon het hem ook schelen, hij moest en zou Remo spreken, eerder ging hij niet naar huis. Hij zwaaide de klepel heen en weer zodat er een schel geluid ontstond, dat zich een paar keer herhaalde. Hij hoorde iets rammelen. Een deur ging open en werd op een kier gezet. Een stem riep: ‘Wie is daar?’

‘Ik ben het Hans Heeren, wij hebben elkaar ontmoet op de verjaardag van je aanstaande vrouw Caroline. Ik moet u iets vertellen, het is nogal dringend!’

Had hij het goed gehoord, Hans Heeren, dat was toch die bankier en vertrouwensman van Caroline. Wat moest hij hier?’

‘Als het over Caroline gaat, die wil ik hier niet meer zien, ze heeft mij bedrogen met een ander, mijnheer en ik ga nu mijn deur sluiten.

Hans stak zijn voet tussen de deur. ‘Luister Remo er is iets dramatisch gebeurd en dat kan ik alleen vertellen, als je mij binnen laat.’

De deur ging langzaam open. Hij zag het gezicht van Remo en schrok. Was dat de charmante man die hij had ontmoet? Hij zag een ongeschoren gezicht, ongekamd haar en hij was amper aangekleed.

‘Dramatisch, hoe bedoel je Hans? Het spijt mij ik zie er momenteel onverzorgd uit, alle lust is mij ontnomen. Kom binnen en let niet op de rommel.’

Ik schoof een partij kranten opzij die op mijn bank lagen en deed een rolgordijn open voor wat daglicht.

‘Ga zitten Hans en vertel mij wat er aan de hand is? Als het over Caroline gaat dan wil ik er niets over horen.’

‘Helaas voor jou Remo het drama heeft deels met Caroline te maken, maar eerst wil ik weten wat de reden is dat je sinds 3 dagen niets meer van je hebt laat horen. Caroline is erg bezorgd.’

‘Ik kan mij niet voorstellen dat ze bezorgd om mij is Hans, sinds ik haar een paar dagen geleden met een jonge man zag lopen die haar omhelsde en haar een kus gaf. Ik was die middag gaan winkelen in het centrum. Ik had zojuist een trouwpak gekocht en reed opgewekt met de auto op weg naar huis. ’s Avonds had ik met Caroline afgesproken om met haar uit eten te gaan en zou haar op gaan halen. Ik reed langs het Parc Moynier de eerstvolgende straat in en zag tot mijn grote verbazing Caroline lopen in omhelzing met een man. Eerst dacht ik dat ik mij vergiste, maar toen ik beter keek zag ik dat ze het toch was. Ik was boos en teleurgesteld tegelijk en dacht meteen: ‘mijn aanstaande vrouw gaat vreemd.’ Zonder te stoppen reed ik in volle vaart naar huis en wilde haar voorlopig niet meer zien.’

‘Wat ik je nu ga vertellen zal je gedachten meteen doen veranderen, luister dus goed wat ik je te zeggen heb en vertelde uitgebreid mijn verhaal.’

Ik had verbijsterd geluisterd. Jouw zoon Jeroen, de aanrijding met Misty en het bezoek aan de Bistro. Is dat waar Hans?’

‘Ja, Remo het is waar, mijn zoon had zich over Caroline ontfermd na de aanrijding van Misty, ze was zo overstuur dat hij besloot om Caroline te ondersteunen en tot bezinning te laten komen in een dichtstbijzijnde Bistro.’

‘Het was niet wat het leek Remo!’

‘Juist op dat moment had ze jouw steun hard nodig. Ze besloot jou later op te bellen, omdat ze naar de dierenarts werd gebracht door mijn zoon Jeroen. Misty was daar door de Dierenambulance heengebracht. Daarna bracht Jeroen haar samen met Rocks naar haar huis. De volgende dag moest haar Jeep nog worden opgehaald die geparkeerd stond bij het politiebureau.

‘Ik moet meteen naar haar toe Hans, wat een idioot ben ik geweest. Ze heeft mijn hulp nodig, Maar eerst moet ik mij opknappen, zo kan ik niet bij haar aankomen. Neem wat te drinken Hans, ik kom er zo aan!’

‘Vind je het goed dat ik alvast Caroline opbel dat wij er samen aan komen Remo?’

‘Doe dat Hans, meteen?’

De deurbel ging. Ze stond op vanaf de bank en vouwde de geruite plaid op. Ze wist dat Remo zou komen samen met Hans die er voor had gezorgd om tot een gesprek te komen. Hans had in het kort tegen haar verteld door de telefoon dat alles op een misverstand beruste. Ze was hem dankbaar had ze tegen Hans gezegd. Nu was ze op alles voorbereid. Ze opende de deur. Remo aarzelde even om binnen te komen. Zonder iets tegen hem te zeggen pakte ze zijn hand en nam hem mee de hal in. Hans liep langs hun heen richting de salon. Het was een heftig moment voor hun beiden. Daar hoorde hij niet bij.

‘Caroline, wat ben ik een jaloerse idioot geweest. Toen ik jou zag met die man begreep ik niet wat er aan de hand was. Ik trok een verkeerde conclusie en dacht dat je mij bedroog met hem. Door mijn gedrag zou ik bijna ons voorgenomen huwelijk op het spel zetten. Nu Hans mij alles heeft verteld zijn de schellen van mijn ogen gevallen. Nu weet ik dat deze man de zoon is van Hans, zoals je mij ooit hebt verteld. Kun jij mij vergeven Caroline?’ Ze trok mij naar haar toe. ‘Ja, Remo ik vergeef je, ik wil jou nu ook niet verliezen.’

‘Nee, schat dat gebeurt niet. Ik zal je bijstaan bij de begrafenis van onze Misty en in december vieren wij ons huwelijk Caroline, samen met familie, vrienden en bekenden.’ Hij pakte haar bij haar middel, trok haar naar zich toe en kuste haar hevig. Ze gingen zo in elkaar op dat ze niet merkten dat Hans hun inmiddels had gepasseerd en de villa had verlaten. Eén week later brachten ze samen met Rocks Misty naar de dierenbegraafplaats. Ze had een brok in haar keel gekregen dat Rocks tijdens de sobere plechtigheid begon te janken.

Er was nadien een koper geweest voor haar villa, die werd gekocht door een scheepsmagnaat uit Griekenland die op vakantie was. Ook een gedeelte van haar inboedel hoorde daarbij. Zijn vriendin, zoals hij haar voorstelde, was gecharmeerd van haar meubels. Het andere deel verhuisde mee naar het chateau van Remo, waar ze na haar huwelijk met hem zou gaan wonen. Haar geliefde schilderij met Misty en Rocks werd zorgvuldig door haar ingepakt. Ze had het ondertussen weggebracht naar het chateau. Remo had een muur vrijgemaakt om het schilderij op te hangen. Nadat alles door de verhuizers was neergezet, had Remo als eerste het schilderij, in overleg met haar, opgehangen aan de muur in hun slaapkamer. Dat was een mooie herinnering aan hun geliefde hond, geschilderd door hun vriend Toni Le Clercq.

10 december. De trouwdag was aangebroken. Naaste vrienden hadden het chateau versierd met grote bloemstukken en guirlandes. De plechtigheid kon beginnen. Rocks zat braaf naast Madame Dubois in de grote zaal. Naast de familie was iedereen aanwezig. De stoelen waren versierd met grote witte strikken en linten. Hans Heeren gaf haar weg aan Remo, dat had ze aan hem gevraagd. Hij vond het een grote eer om haar weg te geven had hij tegen haar gezegd. Iedereen stond op toen ze samen binnenkwamen. Ze zag er schitterend uit in een kanten bruidsjurk versierd met kleine parels langs haar decolleté. Haar lange haar was opgestoken en gevlochten door een diadeem met robijnen, waaraan een lange sleep hing. Remo stond haar al op te wachten. Zij mond viel open van verbazing. Ze had Remo gezien in zijn bordeaux kleurige trouwpak, het stond hem mooi. Wat droeg hij op zijn arm? Zag ze het goed! Het was een pub, een hazewindhond met een rosé strik om zijn nek. Aan de strik bungelde 2 trouwringen. Ze voelde tranen in haar ogen komen, maar Remo glimlachte naar haar toen hij haar hand had gepakt en haar overnam van Hans. Je mag zelf een naam verzinnen Caroline fluisterde hij in haar oor, de pub is voor jou.

‘Bedankt lieverd, dit is een mooi en lief cadeau en niet te vergeten onze huwelijksdag.’

Tijdens de plechtigheid schoven wij elkaar de ringen om. Het feest kon daarna beginnen. Eerst was er een receptie met veel genodigden. Na de receptie werd door ons een taart aangesneden van drie etages. Daarna ging iedereen samen met ons aan het diner. Verschillende ongemaakte salades stonden op lange tafels alsook diverse drank en champagne. Tot laat in de avond werd er gedanst. Mevrouw Dubois paste op Rocks en de pub in de feestzaal. Rocks begon het diertje meteen te besnuffelen. Na afloop van een prachtige dag bedankte wij de familie en alle gasten. Ik tilde haar op en bracht haar naar boven in de slotkamer van ons chateau. Dit is voortaan onze eigen plek Caroline, zei ik tegen haar. Rocks en de pub volgden hun op de voet mee naar boven. De kleine had moeite om de trap op te klimmen. Ze moesten beiden lachen. Ik pakte de pub op en Rocks volgde. Samen brachten wij ze naar een kamer naast onze slaapkamer. Daar stonden twee hondenmanden.

‘Die zijn voor jullie, mompelde ik.’

‘En weet je al een naam voor onze pub Caroline?’

‘Jazeker Remo, ik noem haar Missy! Rocks en Missy Rigutto.

‘Een leuke naam mevrouw Rigutto, die herinnert aan onze lieve hond Misty, die wij nooit zullen vergeten en ik deed de slaapkamerdeur achter ons dicht.

Eén dag na onze huwelijksnacht vertrokken wij met onze honden naar mijn geliefde Italië. De honden bleven tijdens onze rondreis bij mijn ouders logeren. Wij deden een aantal historische plaatsen aan. Ik had nog een laatste verrassing voor haar en had besloten om ons huwelijk te laten inzegenen in een Kathedraal in Rome. Thuis in Zwitserland waren wij alleen voor de wet getrouwd. Deze plechtigheid wilde ik haar niet ontnemen. Zo stonden wij op een zondag  in een immense kathedraal en werd ons huwelijk alsnog ingezegend. Onze vrijgezellentijd was nu voorgoed voorbij.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opoffering.

Afbeelding

               DE BOOMHUT

Ik sta voor mijn raam en kijk naar buiten. De zonnestralen priemen in mijn gezicht. De warmte voelt goed. De afgelopen zes jaar heb ik geen lijflijke warmte meer gevoeld, toen zes jaar geleden de specialist van het ziekenhuis mij vertelde dat mijn vrouw Lilly de diagnose ‘Schizoïde’ had.

‘Uw vrouw lijdt, in beperkte mate, aan een persoonlijkheidsstoornis mijnheer de Jong. Ze distantieert zich van mensen en leeft het liefst in haar eigen wereld. Een fantasiewereld wel te verstaan.

Ik wist dat Lilly vaak de behoefte had om op zichzelf te zijn en het liefste vertoefde met flora en fauna. Daar was op zich niets mis mee, maar haar werkzaamheden bleken de laatste tijd een obsessie te worden. Ze realiseerde zich niet voldoende dat er nog iemand thuis op haar wachtte.

 

Ik had haar ooit ontmoet op het hoofdkantoor van de Vogelbescherming waar ik werkte op de afdeling Personeelszaken. Op een dag had ik een sollicitatiegesprek met haar. Ze leek wat afwezig had ik gemerkt toen ik haar een zitplaats tegenover mij aanbood. Misschien was ze nerveus. Haar CV was uitstekend, las ik. Ze was afgestudeerd als bioloog. 35 jaar jong. Ze stelde zich voor als Lilly Verbeek en gaf mij een hand. Ik zag een magere vrouw met halflang gekruld haar dat strak in een paardenstaart zat. Blijkbaar was ze niet gewend om een jurk te dragen en ging regelmatig verzitten. Én passant trok ze haar blauwe jurk naar beneden. Ik probeerde haar gerust te stellen. Ze leek mij geen vrouw om met mensen samen te werken. Voor deze baan was dat ook niet nodig. Ze had gesolliciteerd als onderzoeker gespecialiseerd in Europese vogels. Door haar kennis werd ze door mij aangenomen.

 

Na een aantal maanden ontmoette ik haar weer tijdens een personeelsuitje op de Veluwe. Ik raakte met haar in gesprek tijdens een gezamenlijke wandeling met de groep. Ze had veel geleerd van haar moeder die ook bioloog was, vertelde ze. Als kind was ze altijd al geïnteresseerd in de natuur en de dieren, maar vooral vogels. Tijdens haar onderzoeken ging ze ook op pad met haar fotocamera om de vogels te fotograferen. Ook vertelde ze dat sinds kort haar moeder was overleden. Ze had de villa van haar ouders geërfd als ook het bijbehorend landgoed. Haar vader was al jaren geleden overleden toen ze nog een peuter van vier was. Ik vertelde haar, dat ik uit de grote stad kwam en een koopappartement had, dat niet zo groot was, hooguit geschikt voor twee personen.

Na de wandeling op de Veluwe gingen wij gezamenlijk met de collega’s een Pannenkoekhuis binnen om de lunch te gebruiken. Op een zeker moment nodigde ze mij onverwachts uit om haar een bezoekje te brengen. Ik laat je dan mijn landgoed zien Oscar, je zult verbaasd zijn van de mooie natuur.

 

De dag van het bezoek brak aan. Ik reed met mijn VW-golf naar haar landgoed. De villa was opgetrokken uit rode baksteen en had hoge ramen met luiken ervoor zag ik toen ik de lange oprijlaan opreed. Links en rechts waren kortgeschoren grasvelden met diverse bomen, heesters en was er een grote waterpartij. Wat moest zij alleen in die grote villa en wie hield het landgoed bij? vroeg ik mij af. Even later stapte ik op de brede stoep en klopte met de koperen deurklopper op de donkergroene deur. Lilly verscheen in de deuropening in een denim broek en een los vallende groene blouse. Ze droeg haar haren los, waardoor haar smalle gezicht wat voller leek. Ik werd hartelijk ontvangen door haar en na de thee met zoete lekkernijen, liet zij mij het landgoed zien. Hoe anders was mijn eigen optrekje in mijn stads appartement!

 

‘Wie houdt het landgoed bij Lilly? ik neem aan een tuinman?’

 

‘Jazeker Oscar, René de tuinman is al jaren in vaste dienst van mijn familie. Hij neemt vaak zijn zoon Ron van negentien mee om hem mee te helpen. Hij is trouwens ook een goede klusjesman.’

 

‘Hoor je het getjilp van de vogels? vroeg ze weer. Het zijn mijn gevederde vrienden geworden. Ik heb geen broers of zussen en ben samen met ‘Does’ de hond opgegroeid. Ook heb ik wat kleinvee rondlopen zoals schapen en kippen.’

 

‘En je hebt er sinds kort weer een nieuwe vriend bij Lilly. Ze moest glimlachen zag ik.’

 

Zo introvert ze was, zo extravert was ik. Toch zochten wij elkaars gezelschap op en na drie jaar trouwden wij. Ik verkocht mijn appartement en ging bij haar wonen in haar villa. Wij bleven beiden werken in dienst van de Vogelbescherming. Soms moest ze op reis om onderzoek te doen binnen Europa naar vogelpopulaties. Zo af en toe reisde ik met haar mee en planden wij gezamenlijk onze vakanties. De jaren verstreken.

 

Onderweg van het ziekenhuis naar huis, liet het woord ‘Schizoïde’ mij niet los. Ik wist dat zij graag op zichzelf was en dat haar werk ook haar hobby was. Ons huis werd niet vaak bezocht door familie of bekenden, daar hield ze niet zo van. Ik had daar nog het meeste moeite mee. Toch liet ze mij vrij om andere mensen te bezoeken. Vaak ging ik dus alleen op pad. De familie was het gewend dat ze weinig contact wilde. Leuk was het niet. Ik moest aan deze situatie wel wennen. Ook liet ze zich zelden of nooit in het dorp zien. In het begin van ons huwelijk was mij niet direct opgevallen dat ze zich zo afzijdig hield van de buitenwereld. De laatste jaren deed ik daarom zelf de boodschappen. Op een dag, tijdens mijn bezoek aan een plaatselijke supermarkt, hoorde ik twee dames praten over Lilly en mij.

 

‘Wat vervelend voor die man dat zijn vrouw als een kluizenaar leeft. Hij doet altijd alleen zijn boodschappen.’

 

Het irriteerde mij dat deze dames zo loslippig waren. Zou ik ze op hun gedrag aanspreken, vroeg ik mijzelf af. ‘Nee’ ik hield de eer aan mijzelf. Het ging ze namelijk niets aan hoe ik mijn leven leidde met mijn vrouw. Lilly was lief maar had nu eenmaal één grote hobby: ‘Flora en Fauna.’ De buitenwereld wist niet dat ze aan Schizoïde leed. Langzamerhand raakte ze meer in haar isolement, merkte ik. Er ontstond een platonische relatie tussen ons. Regelmatig lag ik wakker en keek ik naar Lilly die zo vredig lag te slapen. Seks stond op een laag pitje; het bleef vaak bij een vluchtige kus. Desondanks hield ik van haar en diep in mijn hart wist ik dat zij ook van mij hield. Die rotziekte had haar in zijn greep. Soms had ze de vreemde gewoonte zich te nestelen in de grote eik dicht bij ons huis. Deze eik stond al 105 jaar op het landgoed. Ze had mij ooit verteld dat ze als kind vaak in de grote eik was geklommen en luisterde naar de vogels om haar heen. Op ons landgoed verzorgde ik onze dieren en zocht ik soms troost bij mijn kameraad ‘Does’ onze labrador.

 

Sinds kort waren wij met pensioen. Het was wennen om niet meer samen te zijn met mijn collega’s. Nu had ik de zorg voor Lilly. Hoe moest ik nu verder. Ik wilde in haar directe nabijheid zijn, maar niet alleen tijdens de maaltijden. De oplossing kwam sneller dan ik dacht.

 

Vanmiddag had ze weer eens de hoge ladder neergezet tegen de eik en was er ingeklommen. Ik drukte mijn gezicht bijna tegen de ruit van het raam. Wat was ze nu aan het doen, vroeg ik mij af. Tot mijn grote schrik zag ik haar zitten op een zware tak en had ze haar fotocamera in de aanslag. De tak voelde blijkbaar hard aan, want ze bewoog regelmatig heen en weer. Zo dadelijk valt ze nog uit de boom, bedacht ik mij opeens. De schrik sloeg om mijn hart. Snel liep ik naar buiten. Een geur van voorjaarsbloemen prikkelde in mijn neus. Om haar niet te laten schrikken liep ik rustig naar de eik. Ik hoorde  het geluid van een specht die stelselmatig tegen de boom tikte met zijn snavel. Ik keek naar boven en zag dat Lilly een foto van de vogel maakte. Als ik haar nu zou roepen vliegt waarschijnlijk de specht weg en wordt ze boos. Ik zuchtte en liep weer richting de nog openstaande deur. In de keuken tapte ik water, schonk het in de koffiekan en pakte daarna de koffiebus. Ik was toe aan een hartversterker en zette de knop aan van het koffiezetapparaat. Ik nam plaats aan de lange keukentafel en sloeg de krant open. Wat zal er vanavond op de televisie zijn, vroeg ik mijzelf af? Eén programma trok mijn aandacht. Een documentaire over boomhutten in Amerika. Wat vreemd eigenlijk dat daar nu net mijn interesse naar uit gaat. De geur van koffie kwam mij tegemoet. Net op het moment dat ik de koffie in mijn beker wilde doen hoorde ik voetstappen. Daar is Lilly zag ik. Ik moest lachen om haar. In haar haren zaten wat bladeren verstrengeld. Ze legde de fotocamera op tafel neer.

 

‘Wil je ook koffie Lilly, vroeg ik aan haar?

 

‘Graag Oscar, daar ben ik wel aan toe. Ik heb wat foto’s gemaakt van een bonte specht die in onze eik zat te hakken.

 

‘Ik heb de specht gezien en ik stond doodsangsten uit Lilly, omdat jij allerlei capriolen uithaalde. Als je uit de boom zou vallen dan kan het weleens verkeerd aflopen. Hier heb je je koffie.

 

Ik zetten de koffiebeker neer. Ze kwam naast mij zitten en ik vertelde aan haar dat ik zojuist in de krant had gelezen dat er vanavond een programma op de televisie zou komen over boomhutten in Amerika. Het schijnt een rage te zijn dat Amerikanen op het platteland in een boomhut gaan wonen naast of in de buurt van hun eigen woning. Het maakt mij nieuwsgierig Lilly.

 

‘Dan kijken wij samen Oscar. Het lijkt mij wel leuk om in zo’n boomhut te wonen en de vogels van dicht bij te observeren.

 

‘Laten wij eerst maar eens kijken wat het programma te bieden heeft.

Samen dronken wij onze koffie op en werd er die middag niet meer over gesproken.

 

De avond was ingevallen. Ze kwam naast mij zitten op de rode driezitsbank en nestelde zich tegen onverwachts tegen mij aan. Het verraste mij dat ze deze handeling deed. Het was alweer zolang geleden dat ze zo dicht bij mij zat en ik haar warmte weer voelde.

 

‘Hoe laat begint het programma over die boomhutten Oscar?

 

‘Over een minuut of tien Lilly. Dat was het dus! ik had haar interesse gewekt met de boomhutten.’

 

Het programma was begonnen. Het was fascinerend om te zien hoe een aantal Amerikaanse mannen een boomhut bouwde rondom een stevige boom. Het viel op dat de meeste boomhutten waren gemaakt op hun eigen terrein. Er werd een geraamte gemaakt rondom een stevige boom dat deels op palen stond en verankerd werd aan de stam. Er werd een compleet huis op gebouwd voorzien met allerlei voorzieningen.

 

‘Eerlijk gezegd kun je het geen boomhut noemen Oscar, mompelde ze. Het lijkt wel een compleet huis. Fantastisch om in zo’n boomhut te wonen Oscar, samen met jou en dicht bij mijn vogels.’

 

Verbaasd hoorde ik haar aan en naarmate het programma vorderde werd ze steeds enthousiaster. Dit was nou precies mijn bedoeling, dat ze net zo enthousiast zou worden als ik zelf.

 

‘Het is wel een gigantisch werk om het te maken, daar heb je wel een paar timmerlieden voor nodig. Ook vraag ik mij af of ik wel een vergunning kan krijgen om zoiets te bouwen Lilly?’

 

‘Ben je dan van plan om er een te bouwen?’

‘Eerlijk gezegd vind ik het wel een pracht idee om samen met jou en de vogels hoog in de boom te wonen. Hoe moet het dan met onze villa Oscar?

 

‘Wij vragen aan onze tuinman of hij in onze villa wil wonen met zijn vrouw en zijn zoon. Nu woont hij naast het koetshuis. Die woning is niet zo groot.’

 

‘Als ze ermee akkoord gaan lijkt mij dat een goed idee, de villa is eigenlijk te groot voor ons en het geeft veel onderhoud.’

 

‘Ik vraag aan René of hij samen met mij de boomhut wil bouwen. Daar zijn wij dan wel een paar maanden mee bezig.’

 

‘Wat een goed idee, ik kijk er u al naar uit Oscar.’

 

Een paar weken later was de bouwtekening klaar. Van de gemeente hadden wij toestemming gekregen om te gaan bouwen. Omdat de boomhut op het landgoed stond en wij geen naaste buren hadden ging de gemeente akkoord. Lilly had een gesprek gehad met René en zijn gezin, die graag in de villa wilde wonen. Er werd een contract opgesteld, dat de villa in ons bezit bleef. De villa mochten ze huren voor een redelijk bedrag. Bij ons overlijden werd het huis aan hun geschonken, omdat wij geen nazaten hadden. Ook wam in het contract te staan, dat wij gezamenlijk zorgde voor de dieren. Does zou bij ons in de boomhut gaan wonen. 

 

René en ik bestelde het materiaal voor de boomhut en onder het genot van koffie bekeken wij samen de bouwtekening. Het werd een compleet huis op palen, verankerd met stalen buizen aan de stam. Ook werd er een houten trap geplaatst. Er kwam een kleine woonkamer, keukentje, toilet en een slaapkamer. Ook kwam er een balustrade. De boom bleef in zijn geheel in tact. Maar voordat wij met het bouwen begonnen, liet ik een boomdeskundige kijken of de eik nog in goede staat was. Ondanks de boom een behoorlijke leeftijd had, was de boom sterk genoeg om de boomhut te kunnen dragen.

 

‘Wanneer beginnen jullie nu te bouwen vroeg een ongeduldige Lilly aan ons, bij binnenkomst in de keuken?

 

‘Over drie dagen wordt het materiaal gebracht en dan gaan wij beginnen schat, je moet  even geduld hebben.’

 

René moest glimlachen, zag ik en hij zei: ‘ik zal intussen Irma mijn vrouw vragen of ze samen met mijn zoon Ron gaan inpakken voor de komende verhuizing.’

 

‘Dan zal ik Irma meehelpen René, zei Lilly.’

 

Die avond in bed kroop ik tegen Lilly aan en vroeg: ‘Hoe vind je de verrassing dat ik samen met René een boomhut voor ons maakt.’

 

‘Ik vind het een goed idee en kijk er nu al naar uit Oscar om dicht bij mijn vogels te zijn.’

 

‘Weet je Lilly, dat ik de boomhut bouw om te zorgen dat wij wat meer tot elkaar komen. De laatste jaren leven wij langs elkaar heen. Jouw hobby is een obsessie geworden, waar ik de dupe van ben. Ik wil wat meer samen met je zijn, samen met onze hond. Je was zelden thuis in onze villa, alleen om te eten en te slapen. Bijna nooit ondernamen wij niets.’

 

Ze keek mij lang aan, maar zei niets. Onverwachts trok ze mij naar haar toe en gaf mij een kus op mijn mond. Voor mij was dat een teken dat ze mij had begrepen. Praten was nu eenmaal niet haar sterkste kant.

 

Het regende zachtjes die vroege ochtend in augustus. De bel van de intercom ging over en ik zag dat de chauffeur voor het hoge hek stond met de vrachtauto met bouwmateriaal. Ik drukte op de knop om het hek automatisch te openen. Even later hoorde ik de zware wielen over het grindpad rijden en kwam tot stilstand naast de villa. Samen met Lilly stapte wij naar buiten en liepen naar de chauffeur.

 

‘Waar wilt u de spullen hebben mijnheer de Jong? vroeg hij aan mij.’

‘Legt u het materiaal maar aan de achterzijde van de villa.’

 

De chauffeur bracht het materiaal samen met een compagnon achter de villa en vertrok. Intussen was René naar ons toe komen lopen.

 

‘Zullen wij maar meteen gaan starten Oscar?’

‘Laten wij eerst maar koffie gaan drinken. Ik moet mij ook nog omkleden René.’

 

‘Je beige overall ligt al klaar mompelde Lilly en met z’n drieën gingen wij naar binnen.

 

Ik kleedde mij uit in de bijkeuken en deed de beige overall aan. Ik spiegelde mij in de glazen ruit van de deur. Ik had al jaren een volslank figuur. Toch zag ik er nog goed uit voor mijn 66 jaar. Even later stapte ik de keuken weer binnen. Lilly begon opeens te lachen. ‘Je overall past goed, alleen zijn je broekspijpen te kort Oscar. Je bent 1.80 cm, ik heb mij vergist in de lengtemaat.’

 

‘Dat geeft niet Lilly, ons mannen interesseert het niet zo hoe we erbij lopen in onze vrije tijd, toch René?’

 

‘Je hebt gelijk Oscar en hij nam een laatste slok van zijn koffie.’

 

‘Kom, wij gaan aan de arbeid, er ligt een behoorlijke klus voor ons. Wij distantiëren ons niet voor een miezerige bui regen.’

 

‘Ik roep Irma of ze ook koffie wil, dan help ik haar met de spullen die nog ingepakt moet worden voor de verhuizing.’

 

‘Waar is je zoon eigenlijk René?’

 

‘Die komt ons, na schooltijd, meehelpen Lilly.’

 

‘Leuk dat hij mee wil helpen, maar laat hem niet teveel doen, want de werkzaamheden zijn te zwaar voor zo’n jonge jongen.’

 

‘Ik zal er op letten Lilly, hoorde ik René mompelen en wij liepen naar buiten om stalen buizen te gaan halen om de eik te stutten.

 

 

Er was ruim een maand voorbij gegaan. Alles verliep voorspoedig. Rondom de boom was een stalen constructie geplaatst met daarom heen een houten karkas. De verdiepingsvloer hing drie meter boven de grond, met daaraan een houten trap. De houten muren stonden overeind, gemaakt van eikenhouten planken. Zelfs de binnenmuren waren afgetimmerd. Wij hadden afgesproken om de eik zoveel mogelijk in tact te laten, met als gevolg dat er één stevige boomtak in een hoek van de woonkamer zichtbaar was. Het stoorde niet vond ik. Ook in de badkamer was dat het geval. De douchecabine kon precies naast een deel van de zichtbare tak staan alsook het toilet. Nu moest het dak er nog op. Dat was de grootste klus. Sommige binnenste takken moesten er af, maar gelukkig niet alles.

 

Lilly kwam regelmatig kijken en ik zag dat het haar niet snel genoeg kon gaan. Wij lagen op schema. Medio oktober was de boomhut klaar en legde wij de laatste dakspanten op het dak. Een eigen boomhut met trap en balustrade. Ook hadden wij zelfgemaakte meubels gemaakt van wat lichter materiaal. Nu moest er gevierd worden. Wij nodigde René en zijn gezin uit en ging ik alvast samen met Lilly en ‘Does’ de hond, via de houten trap naar boven. De anderen volgde later. Langs de trap hadden wij een kabel gemaakt van gevlochten touw dat vastzat met koperen ringen.

 

‘Does’ vond het maar vreemd om de trap op te lopen. Eenmaal boven begon hij op zijn gemak alles te verkennen. Lilly was in haar nopjes. Ze deed de openslaande ramen open en keek omhoog. ‘Wat leuk dat de boom in tact is gebleven Oscar. De vogels kunnen onze boom bezoeken want er zijn nog genoeg takken.’

 

‘Dat is toch de bedoeling, Lilly! Vanaf morgen gaan wij er wonen. René en zijn gezin kunnen dan eindelijk verhuizen naar de villa.’

René, Irma en Ron waren intussen ook naar boven gelopen. Irma keek haar ogen uit. Wat apart voor jullie, wie had ooit gedacht dat jullie in een boomhut zouden gaan wonen en wij in jullie villa. Irma ontkurkte de meegenomen champagnefles en schonk de glazen vol. Ik aaide Ron door zijn zwarte krullen en ik zei: ‘Ook jij bent onze grote hulp geweest, samen met je vader. Ik had deze boomhut voor Lilly en mijzelf nooit in mijn eentje kunnen bouwen.’

 

‘Proost allemaal, op de succesvolle afloop. Vanaf morgen woon ik samen met Lilly, Does en de vogels in onze boomhut.’

 

‘En wij zijn vanaf nu af aan jullie beneden buren, grapte René en gaf mij een knipoog.’

 

Het bleek een goede zet van mij geweest. Lilly was zichtbaar in haar element. Ze vond het apart om in de nabijheid van haar vogels te wonen. In onze compacte boomhut voelde wij ons thuis. De villa was ons ontgroeid. De ziekte van Lilly was stabiel en niet verergerd, aldus de specialist. Lilly was nu eenmaal Lilly, maar één ding was er wel veranderd, wij leefden nu weer samen met elkaar, zoals in het begin van ons huwelijk was. En wat de rest van de maatschappij over ons dacht interesseerde mij niet. Wij leefden ons eigen leven samen met onze benedenburen en de dieren om ons heen.

 

 

 

LeaLariekoek

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Mijn verloren strijd in Nederland.

imagesalva

Vanuit mijn verblijf in mijn vaderland Spanje, kijk ik naar buiten en zie het dorre zanderige landschap met in de verte een roodgetint gebergte. De zon staat hoog aan de strakblauwe hemel. Het is augustus 1577. Het jaargetijde doet mij denken aan die warme augustusmaand 1567 in Nederland, waar ik een aantal jaren verbleef op verzoek van mijn koning Filips II.

In die tijd vernam de koning, dat tijdens een Beeldenstorm in Nederland, de Protestanten, Katholieke eigendommen vernielden in kerken. Nu ik weer aan die periode denk, stijgt opeens het bloed naar mijn hoofd. Als Katholiek kan  ik dit niet accepteren. Het voorval van toen maakt mij nog steeds woest en met een harde klap met mijn vuist sla ik op een eikenhouten tafelblad in mijn kamer. Het hout kraakt. Er gutst wat wijn uit mijn kelk die op tafel staat en sijpelt langs de tafelrand op het plaveisel.

Koning Filips II gaf mij de titel “Gouverneur der Nederlanden” en gebood mij met onmiddellijke ingang te vertrekken naar dit voor mij onbekende oord, dat de Lage Landen werd genoemd. Ik moest daar orde op zaken stellen. Samen met mijn enige zoon Don Faderique, mijn adellijk gevolg en met 10.000 soldaten waaronder  wat vrijwilligers, kwamen wij op 22 augustus 1567 in Brussel aan.

Door mijn komst vertrok – na jaren Landvoogdes van Nederland te zijn geweest – Margaretha van Parma, met haar gevolg en haar zoon Alexander om terug te keren naar haar geboorteland Italië. Na haar vertrek kwam er op mijn advies een Gerechtshof der Beroerten, oftewel de Bloedraad. Daar werden ongeveer 8000 Protestante ketters veroordeeld en 1100 kregen er de doodstraf. Het ontgaat mij niet dat er een glimlach over mijn lippen komt. Het volk was woedend op mij en noemde mij “de IJzeren Hertog”, omdat er met mij niet te spotten viel.

Aan de strenge winters in Nederland heb ik nooit kunnen wennen. Hoe vaak heb ik het niet koud gehad in het door God verlaten land. Tot vandaag de dag heb ik pijnlijke gewrichten en voelen ze stram.

Wat koesterde ik toen het warme klimaat van mijn eigen vaderland Spanje.

Ik hef één van mijn armen omhoog, maak een vuist en schreeuw: ‘Caramba!’  Op  hetzelfde moment glijdt mijn maliënkolder van een van mijn schouders  af. Een vazal , aanwezig in mijn kamer, schiet mij te hulp.

Mijn herinneringen gaan ook terug naar de tijd van mijn prilste jeugd, waarbij mijn grootvader mij, na mijn geboorte , streng had opgevoed, omdat mijn vader jong was overleden. Een militaire opleiding hoorde daar ook bij.

‘Ik, Fernando Alvarez de Toledo, kom uit een adellijk geslacht’ roep ik hardop!’ Ik vocht al op jonge leeftijd tegen de Turken, de Fransen en Duitse protestanten in de slag bij Mühlberg. Veroveringen met een zege.’

In Nederland vocht mijn zoon Don Faderique samen met mij en met ons leger tegen de ketterij. Op een zekere dag had mijn zoon zich met zijn leger teruggetrokken uit Alkmaar, omdat die verdoemde Alkmaarse opstandelingen hun landerijen onder water hadden laten lopen, waardoor een deel van mijn leger verdronk. Spaanse schedels onder groen in die ongewijde grond. Toch hebben wij ook enkele overwinningen behaald, zoals in Mechelen, Zutphen en Naarden, door moord en plunderingen.

Geïrriteerd trek ik voor de tweede keer aan mijn maliënkolder die nu van mijn sterk vermagerde rug afglijdt en met veel gekletter op de afgesleten stenen vloer valt, ik zucht en ga zitten op een van trijp gemaakt rood kussen met kwasten in mijn eikenhouten stoel. De felle zon schijnt naar binnen en geeft wat licht in mijn duistere vertrek. Ik strijk door mijn grijze, vlassige, lange baard, laat  mijn hoofd rusten op de knokkels van mijn hand en denk terug aan het beleg van Haarlem. Na dit  beleg was mijn veroveringspolitiek erg  afgezwakt.

Belastingen had ik ingevoerd om soldij aan mijn soldaten uit te betalen, maar deze opbrengsten werden steeds minder. Naast het volk moest toen ook de adel  belasting betalen. Een deel van de adel verloor hierdoor hun eigendommen. Uit woede vochten sommige mee met de watergeuzen die een zeeoorlog tegen mij voerden op 1 april 1572 in Den Briel. Dit werd een van de zwartste dagen uit mijn leven. De watergeuzen hadden mijn leger een genadeklap toegediend, waarna zij voet aan wal zetten in Holland, Zeeland en andere steden. Het was een verloren strijd geworden.

Vermoeidheid speelde mij toen, na vele jaren, parten. Ik diende mijn ontslag in aan Koning Filips II om weer terug te mogen keren naar Spanje.

Op 18 december 1573 verliet ik samen met mijn zoon en een deel van mijn manschappen het drassige en kille Nederland om er nooit meer terug te keren.

 

 

 

 

 

Noot: ik heb voor Alva gekozen, omdat hij een berucht en gehaat persoon was in zijn tijd omdat hij vocht tegen de protestante ketters o.a. in Nederland. Zijn naam komt in Nederland te pas en te onpas voor tijdens 1 april. Hij werd door het volk ‘De ijzeren Hertog genoemd’. Ik ben in zijn huid gekropen, voor zover een vrouw dat kan doen en heb wat research gedaan op internet. Tijdens het schrijven vroeg ik mij wel het een en ander af:

– was hij een geloofsfanaticus (Spanje was overwegend Katholiek) en/of

– zweerde hij trouw aan Koning Filips II? Of beiden?

– hoe zou hij zijn geweest als zijn vader nog had geleefd en zijn grootvader zich      niet had bemoeid met een strenge militaire opvoeding?

-had hij een slecht karakter?

 

 

 

 

Simon Carmiggelt (1913-1987).

naamlooscarmiggelt‘Simon Carmiggelt’

 

Een magere man met een spits, ingevallen gezicht en een grote bril, loopt Johanna voorbij zie ik. Ze herkent hem aan zijn beige kleurige regenjas. Zijn lichtgolvend, donkerblond haar, met hier en daar wat grijstinten, valt achterover. Hij loopt in gedachten en heeft een melancholische blik in zijn ogen. Zijn scheefgetrokken mond glimlacht. Bijna loopt hij haar omver. Hij mompelt iets onverstaanbaars en loopt verder.

Het is een warme dag in Den Haag, de stad waar ze beiden wonen. Ze staat nog steeds stil als hij haar voorbij gelopen is. In zijn hand heeft hij een kladblok ziet ze. Nu kijkt hij om zich heen en staat verderop stil op een ophaalbrug van de Prinsengracht die leidt naar de ’s-Gravenzandelaan.

Wat gaat er in die man om? mompelt ze op dit middaguur. Ziet hij soms op iedere hoek van de straat ‘humor’ voor één van zijn columns.

Hij loopt de brug over met haar in zijn kielzog.

Op de hoek van de ’s-Gravenzandelaan is een café-biljart waar hij naar binnen gaat, houdt de deur voor haar open en gaat zitten in een hoek aan een eikenhouten tafel bij het raam. Hij schuift het Smyrnakleedje van zich af, waardoor het tafelblad zichtbaar wordt. Aan de zijkant van het café achter het biljart, niet ver van hem vandaan, gaat ze zitten en bestelt een cola. Ze observeert hem, net zoals hij dat bij andere mensen doet.

Hij legt zijn stompje potlood neer op een opengeslagen kladblok en vraagt de kastelein om koffie. Hij pakt hij het potlood op en begint te schrijven.

´Wat zou hij op papier zetten, vraag ze zich af?’

Het wordt wat drukker in het café en zien ze beiden aardig wat pluimage aan hun voorbij gaan, zoals een magere vrouw die de eikenhouten bar passeert met haar rode naaldhakken. Haar suède jas met een kraag van nepbont ziet er uit als een kaalgevreten poedel en haar haren zijn zo hoog getoupeerd, dat een koolmees er gemakkelijk in zou kunnen nestelen. Ze ziet hem omkijken, likt aan zijn potlood stift en schrijft verder.

Aan de bar zit op een barkruk een man met een flinke bierbuik, wiens billen aan weerszijden over de groenleren zitting hangen. Zijn witte overhemd zit zo strak, dat elk moment de knopen van zijn hemd eraf kunnen springen. De schrijver observeert hem en schrijft verder. Nu richt hij zijn ogen op een nerveuze man die voor hem aan een tafel zit en regelmatig zijn sokophouders omhoog trekt. Opeens legt hij zijn potlood weer neer, strijkt met zijn magere hand door zijn haar en neemt een teug van zijn koffie, die de kastelein zojuist voor hem heeft neergezet. Haar colaglas staat nog halfvol als hij opstaat en naar de uitgang van het café loopt en de deur open doet.

Net voordat de cafédeur dichtslaat zie ze door de glazen ruit van de deur, dat hij bijna een corpulente vrouw omver loopt, die een ´schoothondje´op haar arm draagt. Van schrik begint het dier hard te ´keffen´. De vrouw roept hem iets na, wat voor haar onverstaanbaar is. Ze laat het restant aan cola staan, gaat naar buiten en volgt hem weer op enige afstand.

´Waar zou hij nu naar toe gaan vraagt ze zich af?’

Over de ophaalbrug zie ze hem linksaf gaan en loopt hij richting de Lijnbaan, steekt even later de voetgangersoversteekplaats over bij de Zusterstraat en vervolgt zijn weg naar de Loosduinsekade waar hij woont en zie ik haar de Zusterstraat inlopen. Ze heeft hem na die dag nooit meer gezien.

 

 

 

Noot:

Carmiggelt was een fabuleus verslaggever van het Vaderland, Parool en een markant auteur, die nog steeds, ondanks hij al vele jaren is overleden, in menig  geheugen gegrift staat. In zijn columns met zijn zogenaamde ‘kronkels’, zoals hij ze noemde, nam hij het (gewone) volk graag op de ‘korrel’ met zijn ironische humor. Hij schreef onder verschillende pseudoniemen, onder andere:

K. Bralleput.

 

 

Ziekenhuisperikelen.

naamloosllz

Donderdag 10 oktober 2013. Een geplande blaasoperatie staat voor de deur. Mijn man heeft verlof genomen op zijn werk en brengt mij zo dadelijk met onze auto naar het Lange Land Ziekenhuis. Met een kleine bruine, reistas en mijn handtas willen wij vertrekken. Onze dochter wenst mij het beste en zegt: ‘tot morgen mam!’ Ik geef haar een kus, sluiten de schuifpui en even later rijden wij richting het ziekenhuis. Het heeft geregend zie ik, de straat is nat en een waterig zonnetje probeert door het grijze wolkendek heen te schijnen. Het is de eerste keer sinds tijden dat het heeft geregend.

Bij aankomst parkeert mijn man de auto, lopen het ziekenhuis binnen en gaan met de lift naar de derde etage. Linksaf had iemand van het ziekenhuis mij gisterenmiddag telefonisch medegedeeld. Fout dus, want bij aankomst bij de balie met het bordje Urologie, vertelt de baliemedewerkster dat ik op dezelfde etage naar de dagopname moet zijn van de afdeling Urologie en dat is rechtsaf.

De baliemedewerkster van de dagopname ontvangt ons en zegt: ‘wilt u hier nog even wachten het is erg druk vandaag.’

Ze loopt met ons mee naar een zithoek en een leestafel. Er zit een jong Hindoestaans echtpaar met een oudere dame aan de leestafel. Ik zeg gedag en zij knikken bevestigend. Wij lopen door richting een zithoek waar een ouder echtpaar heeft plaatsgenomen en vragen of wij plaats mogen nemen. Ja, hoor zegt de vrouw. Mijn man neemt plaats naast haar en ik ga zitten op een fauteuil naast haar man. Wij raken met elkaar in gesprek. Op enig moment vertelt de vrouw dat zij in Berkel en Rodenrijs wonen en zij vandaag wordt opgenomen voor een operatie aan haar blaas. Net als ik dus, denk ik.

Het waterige zonnetje priemt in het gezicht van mijn man. Hij staat op van de oranje tweezitsbank, pakt een stoel van de leestafel en gaat uit de zon zitten. Er komt een verpleegkundige aan en vraag het Hindoestaanse stel of ze met  haar mee willen lopen. Ze gaan met haar mee en zegt tegen hun dat de jonge vrouw een kamer krijgen aangewezen.

‘Hoe laat wordt u verwacht mevrouw, vraag ik aan de oudere dame?’

‘Ik had een afspraak om 09.00 uur, maar het is intussen al 9.45 uur, zegt ze.’

‘Dat is de tijd waarop ik aanwezig moest zijn zeg ik weer tegen haar.’

‘Geen idee hoelang ik nog moet wachten, zegt ze weer.’

Ze vertelt dat ze al jaren last heeft van ‘apneu’, waardoor in de nacht soms een tel haar adem stokt en haar hart hierdoor onregelmatig slaat.’

‘Ik heb er weleens over gelezen verteld ik haar. Het lijkt mij griezelig om met deze kwaal volledig onder narcose te gaan.’

‘Dat vind ik nou ook mevrouw, zegt haar man. Thuis doe ik al geen oog dicht, omdat ik maar bang ben dat mijn vrouw niet mee wakker wordt.’

Ons gesprek wordt verstoord, omdat een andere verpleegkundige het echtpaar verzoekt om met haar mee te gaan. ‘U wordt namelijk om 11.00 uur geholpen zegt ze weer.’

Dan kijkt ze naar mij en zegt, mevrouw, zo dadelijk komt mijn collega u halen. Ze is onderweg van de OK naar de afdeling.’

‘Dank u, mompel ik.’

Mijn man en ik zijn nu alleen. Hij pakt een bekend damesblad en leest. Het lezen is van korte duur. Er komt een jonge verpleegkundige aangelopen. Zo te zien heeft ze mijn medische dossier in handen en ik denk: ‘check, check, dubbel check, en dat klopt.’

Zij vraagt aan ons om aan de leestafel plaats te nemen om alsnog mijn gegevens te checken. Na de controle doet ze een wit plastic armbandje om mijn pols voorzien van mijn naam en geboortedatum. Ze staat op en wijst ons de weg naar kamer nummer 310. Bij het binnenlopen ligt er rechts een Indische man en links de Hindoestaanse vrouw van vanochtend. Het bed naast haar is van mij en ik lig bij het raam. De Indische man stelt zich voor als Ron en zij vertelt dat ze Sanischa heet. Ik stel mij aan hun voor. Haar echtgenoot en de oudere vrouw, waarvan ik later te horen kreeg dat zij haar schoonmoeder was, zitten naast haar bed. Ik kijk door het raam en zie dat ik aan de achterzijde van het ziekenhuis ligt en kijkt op een parkeerterrein met een bijgebouw en twee containers. In de grote container liggen een partij armleunstoelen met bordeaux zittingen. Ze zien er nog puik uit. Waarschijnlijk zijn ze gedumpt wegens een nieuw interieur. Intussen loop ik naar de mij toegewezen kast en zet mijn reistas neer. Ik hang mijn taupe kleurige regenjas aan de kledinghanger, loop naar mijn nachtkastje en doe wat andere zaken erin. De verpleegkundige vraagt mij om mij snel om te kleden, omdat ik om 11.45 uur klaar moet zijn. Ze legt een kort lichtblauw operatiehemd neer op bed en doet de gordijnen dicht. Mijn man staat wat onhandig naast mijn bed en ik verzoek hem om te gaan zitten. Ik mompel vanachter het gordijn tegen mijn man of hij bij mij wilt blijven tot aan de behandelkamer.

‘De verpleegkundige hoort dit en zegt: ‘helaas dat mag niet, u mag meegaan tot aan de liften mijnheer.’

Met mijn operatiehemd aan stap ik in het bed en de gordijnen worden weer opengeschoven.

‘U moet nog even wachten mevrouw u wordt vanzelf opgehaald.’

‘Dank u, roep ik haar nog na.’

Ik raak even in gesprek met de Hindoestaanse vrouw en ze vertelt dat ze wordt geholpen aan het verwijderen aan een cyste die in de buurt van een van haar eierstokken zit. Kort er na komen en twee verpleegkundigen binnen die haar meenemen naar de OK. Haar man en schoonmoeder lopen met haar mee.

Nu zit ik alleen met Ron en begint meteen zijn verhaal en vertelt dat hij sinds maandag is opgenomen wegens ontstoken aambeien en dat hij het net heeft overleeft, aldus de arts.

‘Hoelang moet u nog blijven denkt u, vraag ik?’

‘Geen idee zegt hij, ik voel mij nog erg ziek en heb nog veel pijn.’

Mijn man zit rustig in een stoel en hoort het gesprek aan, maar zegt niets. Kort erna is het tijd dat ik wordt opgehaald. Ron wenst mij succes en wij rijden met bed en al de gang op richting de liften met mijn man in mijn kielzog.

‘Hier moet u afscheid nemen van uw vrouw zegt een verpleegkundige en ik krijg van mijn man een vluchtige kus. Wij rijden de lift in richting de behandelkamer. Binnen is het er hectisch merk ik. Er is veel medisch personeel aanwezig. Er komt een allochtone vrouw naar mij toe en ze zegt: ‘ik ken u nog van een andere operatie.’ Haar gezicht komt mij inderdaad bekend voor en ik glimlach. Tegen een andere collega in haar nabijheid zegt ze: ‘deze mevrouw is een hele gemakkelijke patiënt’ en ik moet glimlachen. Even raken wij in gesprek.

Er komt een anesthesist aangelopen. Hij heeft een rond brilletje op zijn neus en stelt zich voor. Net als hij bezig is om een infuus in mijn linkerhand aan te leggen, gaat zijn GSM. Hij moppert dat regelmatig een aantal keren zijn GSM  rinkelt. Elke keer als ik met iemand bezig ben zegt hij, gaat die GSM zegt hij geïrriteerd. Marion neemt de telefoon over van hem. Hij probeert de infuus aan te leggen, maar dat mislukt. Nu probeert hij het in mijn linker onderarm en dat lukt gelukkig.

Persoonlijk vind ik het aanleggen van een infuus het ergste dat er is en is het een pijnlijke geschiedenis. Waar hij nu zit doet de infuus niet zeer.  Ik krijg een hoestaanval en er zit slijm in mijn slokdarm dat steeds kriebelt. Ongelukkigerwijs heb ik twee weken voor de operatie een chronische voorhoofdholte ontsteking. Om de haverklap loopt er slijm in mijn slokdarm die ik niet meteen wegkrijg. Ik moet daarom meer kracht zetten om de slijm uit mijn slokdarm op te hoesten.

Omdat er een zogenaamd T.O.T.-bandje wordt geplaatst is hard hoesten en niezen niet verantwoord, maar ja, wat kan ik er aan doen, vraag ik mij af. Alsof de duivel ermee speelt ontstaat er, totdat ik naar de operatiekamer gaat, steeds opnieuw een hoestaanval. Ik voel een doemscenario bij mij opkomen en ben bang dat, na het plaatsen van het bandje om mijn blaas, door het hoesten het bandje misschien zou gaan zakken. Ik vertel het aan Marion. Zij roept voor dat ik naar de OK gaat specialist dr. Minnee erbij, die mij gaat opereren en vertelt hem mijn situatie. Bij binnenkomst adviseert hij mij om rustig te hoesten, maar ik vertel de Uroloog dat het echt niet gaat lukken. Uiteindelijk rijden ze mij naar de OK. Bij binnenkomst lijkt de OK erg klein en voelt fris binnen. Ik wordt op de operatietafel neergelegd. Als ik uiteindelijk lig wordt er gesproken met de anesthesist. Zij vraagt aan mij waarom ik eigenlijk een roesje wil naast mijn ruggenprik. Ik vertel haar dat het niet mijn bedoeling was, maar dat het bij een intakegesprek is genoteerd. Liever ben ik bij kennis, vertel ik haar.

‘Dan doen wij het niet mevrouw, zegt ze tegen mij.’

Ze geeft mij een kleine verdoving en vrijwel erna de ruggenprik. Hiervoor moet ik rechtop gaan zitten en daarna voorover buigen. Wonderwel voel ik niets van de ruggeprik. Na een paar seconden wordt mijn rechterbeen warm en voelt mijn been zwaar aan. Het lijkt wel of er een zandzak aan mijn been hangt, een vreemd gevoel. Daarna volgt mijn linkerbeen en voor ik het weet lig ik achterover op de operatietafel. Er wordt een schot geplaatst ter hoogte van mijn borstbeen met groen doek ter hoogte van mijn borstbeen. De anesthesist praat intussen met mij. Ik weet dat dat een afleidingstactiek is. Het is een aardige belangstellende vrouw merk ik. Zij vraagt het een en ander aan mij. Ik vertel haar over mijn hobby’s en vertel haar ook dat ik verhalen schrijf. ‘Ik ben van plan om mijn ziekenhuisperikelen om te schrijven.’

‘Dat is leuk zegt ze tegen mij.’

‘Ik wil u een exemplaar sturen als u wilt?’ en dat vind ze leuk zegt ze.

Op enig moment zegt de Uroloog dat de operatie klaar is en het bandje is geplaatst ook deels om mijn heiligenbeen, zegt hij.

Ik bedank hem en het medisch personeel op de kamer. Net, nadat ik de operatiekamer wordt afgereden krijg ik een hoestaanval die maar niet doorzet, omdat het net lijkt of er iemand mijn keel heeft dichtgedrukt. Ik krijg het benauwd en raak enigszins in paniek. Een collega van de anesthesist roep haar en zij mompelen iets onverstaanbaars. Later blijkt dat mijn bovendruk van mijn bloeddruk 230 aanwees en mijn onderdruk ook boven de 200 uitkwam. Uw zuurstof staat bijna op 100% mevrouw hoorde ik haar zeggen. Even was er een moment dat ze met een klein slangetje het slijm uit mijn slokdarm wilde halen, maar door het gekriebel mislukte het en kreeg ik het nog benauwder.

Ondertussen werd ik wat kalmer en werd ik naar de verkoeverkamer gereden. Omdat ik aanspreekbaar was, zag ik dat er op de kamer al drie bedden stonden met patiënten. In één van de bedden herkende ik de oudere dame van vanochtend. Ik zag dat ze nog niet helemaal uit de narcose was gekomen. Zelf werd ik ook nauwlettend in de gaten gehouden vanwege mijn te hoge bloeddruk, die zojuist behoorlijk was gestegen. Gelukkig werd de bloeddrukwaarde snel erna weer normaal.

Na 20 minuten kwam het medisch personeel mij weer ophalen en reden wij naar mijn kamer, waar intussen de Hindoestaanse al was binnengekomen en blijkbaar net uit haar narcose was gekomen. Tijdens de operatie was er een katheder aangelegd waar ik niets van heb gevoeld. In de uren die daarop volgden praatte ik met mijn kamergenoten over onze operatieperikelen.

De thee en koffie werd bezorgd. Ik koos voor koffie en een glas ijswater en kon ik een menu kiezen voor het avondeten. Ik koos voor een babi-pangang gerecht. Ik had sinds woensdagavond rond 18.00 uur niets meer gegeten en had dus wel trek. Ron, onze kamergenoot koos als Indisch man voor hetzelfde en de Hindoestaanse mocht alleen maar een broodmaaltijd.

Na het diner kwam er bezoek binnen bij Sanischa en bij Ron. Bij mij kwam mijn man en dochter pas om 18.40 uur.  Al die tijd heb ik liggen wachten. Het bezoekuur zou tot 19.30 uur zijn. Man en dochter wilde natuurlijk weten hoe het was gegaan. Ron kreeg zijn Chinese vrouw op visite en wat kennissen en Sanischa haar man met haar schoonmoeder. Wat later kwam ook haar oudste zus op visite.

In de namiddag gebeurde er nog iets hilarisch, althans zo vond ik dat. Omdat ik naast het raam lag kon ik van alles zien. Op enig moment zag ik een magere man aankomen lopen met een wit petje op. Aan zijn hand had hij een fiets. Naast hem liep een vrouw. Ze liepen naar één van de containers die op de parkeerplaats stonden, waar een partij eetkamerstoelen in lagen, zoals ik eerder had geschreven. Vijf stoelen viste de vrouw uit de container met lichtblauwe zittingen. De andere container met stoelen met een bordeaux kleurige zitting liet ze links liggen. Ik vroeg aan mijn twee kamergenoten  of ze het tafereel ook wilde zien en gezamenlijk bekeken wij het stel. Eén voor één stapelde ze de stoelen achterop de bagagedrager  van de oude fiets en bond ze met een stuk dun touw vast. Wat ik dacht gebeurde. De stoelen vielen meteen van de fiets af. Aan de lichaamstaal van de man was te merken dat hij dat niet erg leuk vond en sommeerde de vrouw opnieuw de stoelen op de fiets te plaatsen. Zelf was hij blijkbaar lui en hielp niet mee. Uiteindelijk lukte het. De vijfde stoel plaatste ze op de stang van de gammel uitziende fiets. De man hield de stoelen in balans en de vrouw liep naast de fiets en ze gingen weg.

‘Het geld ligt op straat zei ik en wij moesten lachen.’

Van lezen kwam die dag niets terecht. Ik had wat damesbladen bij mij, maar die waren het nachtkastje nog niet uit geweest. Sanischa vroeg aan mij of ik TV wilde kijken en dat deed ik zo af en toe. Rond 23.00 uur begonnen mijn ogen te prikken en was ik moe. Zij wilde nog even TV blijven kijken. Ron lag al te slapen en ik had steeds korte hazeslaapjes. Op een gegeven moment werd ik wakker en zag dat Sanischa rond middernacht nog TV zat te kijken. Ik zei tegen haar dat ik niet kon slapen vanwege de schittering van de TV in het raam. Ze maakte haar excuses en deed de TV uit. Helaas kon ik die nacht niet meer slapen en schrok wakker om 05.00 uur, omdat er een mevrouw werd binnengereden, die een tijdje beneden op de spoedeisende hulp had gelegen. Ze bleek een drainagebuis te hebben voor haar galblaas die verstopt zat. Ze had hevige pijn. Ze was onderzocht door een arts en er moest een foto worden gemaakt. Ze wist nog niet of ze moest worden geopereerd, vertelde ze mij. Ik was klaarwakker en samen praten wij over haar kwaal en dat ik was geopereerd. De nacht kroop voorbij. Inmiddels was het 08.00 uur toen de nachtzuster ons allen kwam wekken. Ik was doodmoe omdat ik niet had geslapen. Het ontbijt werd gebracht en ik koos voor drie volkorenbrood. Eén met kaas, ham en gekleurde muisjes. Een kop koffie, jus orange en weer een glas ijswater met een paracetamol. Het ontbijt smaakte heerlijk. Ik nam mijn medicijnen in die ik van huis had meegenomen.

Na het ontbijt moest ik drie keer een plastest doen. Mijn katheder werd losgekoppeld. Eerder mocht ik niet naar huis. Elke keer werd er urine opgevangen in een metalen po, die door de verpleegkundige werd nagekeken, op kleur, gewicht etc. Na de derde keer mocht ik mij douchen, aankleden en werd mijn dochter gebeld die mij met de auto op kwam halen. Mijn man moest namelijk werken. Na een bloeddrukmeting en de goede uitslag van de urinetest mocht ik uiteindelijk naar huis. Ik kreeg een brief mee voor de volgende afspraak bij de Uroloog en tips wat ik wel of niet mocht doen, zoals zwaar tillen, niet autorijden enz. Net voordat mijn dochter mij kwam ophalen ging Sanischa naar huis. Ron, Sanischa en ikzelf bleken in hetzelfde wijk te wonen. Wat een toeval. Wij namen afscheid van elkaar, maar helaas mocht Ron nog niet naar huis. Hij lag al veertien dagen in het ziekenhuis. Rond 11.45 uur kwam mijn dochter mij ophalen en liepen wij de gang in. Langs een openstaande kamer zag ik de oudere dame weer waar ik nog even een praatje mee maakte toen mijn man en ik voor de eerste keer binnenkwamen in het ziekenhuis. Zij mocht ook naar huis, maar moest de plastest nog doen zei ze. Daarna stapten mijn dochter en ik in de auto en reden naar huis. Zij ging aan haar huiswerk en ik meteen naar bed. Ik had een gebroken nacht gehad en viel weldra in slaap. Tijdens het diner, die door mijn dochter was verzorgd,  had ik mijn man en dochter nog het een en ander te vertellen. De tijd van revalideren was nu aangebroken na een goede verzorging in het Lange Land Ziekenhuis.

12 oktober 2013.

 

 

Verloren verleden.

imageslos boliches, spanje.‘Verloren verleden’

In een ligstoel op een zonovergoten terras van een appartementencomplex  dwalen mijn gedachten af naar augustus 1968.

LOS BOLICHES.

Mijn toenmalige verloofde Gerard, onze getrouwde vrienden Edward en Jacqueline en ik zelf besloten voor het eerst een buitenlandse reis te maken naar Los Boliches, een klein dorp in de streek Andalucia. Gerard en ik waren beiden zeventien jaar en onze vrienden één jaar ouder. Edward en Jacqueline waren vier maanden getrouwd en zagen deze vakantie als hun huwelijksreis. Met een taxi reden wij naar Amsterdam en werden afgezet voor de ingang van vliegveld Schiphol. Het inchecken ging vlot bij de paspoortcontrole. Wij zouden landen op het vliegveld van Malaga. Onze koffers werden op een lopende band gezet en verdwenen uit zicht. Vanuit de hal zagen wij het vliegtuig van maatschappij Transavia al staan. Via een sluis kwamen wij door een smalle deur binnen in een voor mij claustrofobische ruimte. Door het gangpad van het vliegtuig zag ik links en rechts kleine ramen. Gerard en ik namen plaats bij de linker vleugel. De vlucht zou twee uur en drie kwartier duren. Voor mijn gevoel duurde de reis wat langer, maar dat kwam omdat ik erg nerveus was en niet wist wat er gebeuren ging. Toen het vliegtuig net was opgestegen, voelde ik mij wat duizelig worden, omdat hij draaide en koers zetten richting Spanje.

‘Sonja! wat ben je stil? vroeg Gerard onverwachts aan mij. Ben je nog steeds zo nerveus?’

‘Praat er alsjeblieft niet over Gerard, het voelt niet goed, gaf ik als antwoord.’

Op hetzelfde moment begon het vliegtuig opeens te zakken en kwam vrij snel weer omhoog. Het gaf mij een gevoel dat mijn maag omkeerde en ik misselijk werd. Een passerende stewardess met een serveerwagen met drank en versnaperingen, zag het gebeuren en gaf mij direct een plastic bekertje met cola.

´Drink maar snel op. Het is tegen de misselijkheid en ik bedankte haar voor de gulle gave.

Onze vrienden zaten één rij achter ons en vermaakten zich prima met elkaar. Als twee verliefde tortelduiven keken ze elkaar aan en zaten aan elkaar te plukken.

Enkele weken voor de vakantie hadden wij met z´n vieren deze reis geboekt bij een groot reisbureau in de Randstad en kozen voor een gezamenlijk appartement. Wij hadden er geen problemen mee hetzelfde appartement te delen en hadden per stel aparte slaapkamers. De medewerkster van het reisbureau vertelde dat het appartementencomplex zo goed als nieuw was. Alleen het zwembad dat bij het complex hoorde, was nog niet in gebruik.

Eindelijk waren wij geland en moesten nog langs de douane. De douaniers waren niet zo gemakkelijk als in Nederland. Wij werden van top tot teen bekeken en onze paspoorten werden doorgelicht. Misschien was het onze leeftijd wel! Van de lopende band pakten wij onze koffers en liepen naar een wit personenbusje, die zijn beste tijd had gehad en ons naar Los Boliches zou brengen. Samen met een handje vol toeristen stapten wij in het busje en werden sommigen van onze medepassagiers afgezet bij verschillende accommodaties die wij onderweg tegenkwamen. Daar ging veel tijd inzitten. Het was erg warm in de bus. Daar moest ik aan wennen. Volgens de Spaanse chauffeur, die goed Engels sprak, waren wij aangekomen in het dorp Los Boliches. Het was een klein dorp en zo te zien was er niet veel te beleven toen wij door het centrum reden. Bijna aan de rand van het dorp stonden een viertal hoge appartementen, waarvan er één nog in aanbouw was. Het was 10.00 uur in de ochtend en er klonk lawaai uit de bouwput. Gelukkig bleek ons appartement iets verder weg te staan. Wij moesten er niet aan denken om veertien dagen lang in de herrie te zitten.

Het busje stopte bij een appartement dat twaalf etages hoog was. Boven de ingang prijkte een naam in neonletters ´Playa del Sol´. Bij binnenkomst was er een grote hal met diverse zitjes, een bar, restaurant, een brede trap en twee liften. De vloer bestond uit wit marmer. Bij de balie ontvingen wij de sleutels van de receptioniste van het hotel, schreven onze namen in het gastenboek en gingen met de lift naar de achtste etage naar onze kamer. Bij het naar binnen gaan keken wij onze ogen uit, een vrij grote kamer met een bankstel, eettafel en stoelen, twee slaapkamers, keuken en een mooie badkamer met douche en toilet. Over de volle breedte van de woonkamer was een terras dat uitkeek op de bergen. Het zwembad bleek aan de achterzijde van het complex te liggen. Vier opvouwbare strandstoelen stonden op het terras. Met zoveel luxe waren wij in onze nopjes. De receptioniste had ons verteld dat het complex recent was gebouw.

Jacqueline zwaaide de openslaande deuren open, liep meteen het terras op en ontvouwde de strandstoelen. Ze zagen er leuk uit met hun fel gestreepte kleuren.´

‘Ziezo, zei ze, het was een lange reis. De koffers pakken wij zo dadelijk wel uit Edward en ze ging zitten.’

Ik was ook moe, maar wilde niet gaan zitten, er was nog wat werk te doen. Onze koffers moesten nog worden uitgepakt. De hitte van buiten viel als een deken in het woonkamergedeelte. De reis was vermoeiend geweest, vooral de busrit van Malaga naar Los Boliches. Onderweg zag ik wel veel en reden wij soms langs de kust met de daaraan liggende plaatsen. Ik had dorst gekregen. Het blikje cola wat ik op het vliegveld had gekocht was leeg. Ook Gerard had niets meer. Ik liep richting de aanrecht en deed de kraan open. Onverwacht deed ik de kraan weer dicht. Wat had die reisadviseur van het reisbureau ook weer tegen ons gezegd: ‘geen water uit de kraan drinken, want het water was niet zo gezuiverd als in Nederland en er zat teveel chloor in.’ Als je water wilde drinken, dan moest het eerst worden gekookt en dan af laten koelen, alvorens je het kon opdrinken. Wat een gedoe, dacht ik bij mijzelf. Dat was geen optie. Wij moesten vanmiddag nog boodschappen doen en op zoek gaan naar een winkel of supermarkt. Het appartement was geboekt met alleen logies, dus moesten wij zelf zorgen voor alle maaltijden. Ik zocht naar een fluitketel in een van de kastjes, die naast een nest schalen en wat simpel serviesgoed stond. Ik deed het gas aan, tapte kraanwater in de fluitketel en liep de slaapkamer weer in. Gerard was intussen bezig zijn kleding uit zijn koffer op te hangen in de slaapkamerkast die wij samen moesten delen. De kast was helaas niet zo groot en wij besloten om een gedeelte van de kleding maar in onze koffers te laten zitten. Na het opruimen schoof ik onze koffers onder het tweepersoonsbed.

Ik liep de woonkamer weer in, omdat de fluitketel zijn deuntje speelde en zag dat de koffers van Edward en Jacqueline nog steeds naast een zwart, houten salontafeltje stonden. Op hun gemak zaten ze op het terras en lieten de koffers voor wat het was. Ik had mijzelf beloofd om niet teveel op hun te letten, want ik was nogal kritisch ingesteld en hield de boel graag netjes. Het kokend hete water schonk ik in een glazen kan, die eigenlijk bestemd was voor de koffie, maar ik moest toch wat. Het zou nog even duren voordat het water was afgekoeld.

Edward keek vanaf het terras de woonkamer in, zag mij staan en kwam naar binnen.

‘Zou die televisie het doen Sonja? vroeg hij aan mij.

‘Probeer het maar, zei ik tegen hem.’ Hij liep regelrecht naar het apparaat toe die op een dressoir stond. Hij drukte op een paar knoppen en bekeek een paar zenders.

´Allemaal buitenlandse zenders, daar heb ik niets aan mompelde hij.´

´Wat dacht je dan Edward! Wij zitten in Zuid Spanje. Nederlandse zenders kun je voorlopig vergeten, zei ik wat droog.´

Jacqueline stond eindelijk op uit haar stoel en vroeg aan Edward of hij met haar mee wilde gaan naar hun slaapkamer en neem de koffers ook even mee schat?´ Hij deed de televisie uit en liep haar achterna de slaapkamer in.

Eerlijk gezegd zou het voor ons ook wel even goed zijn om te gaan rusten, dan doen wij vanmiddag de boodschappen, zei ik tegen Gerard toen ik onze slaapkamer inliep. Dat lijkt mij een prima idee. Het was intussen 12.00 uur zag ik op mijn zilveren horloge. De zon stond hoog aan de hemel.

Blijkbaar waren wij in slaap gevallen. Opeens schrok ik wakker en keek in eerste instantie verbaasd in de rondte. Waar was ik eigenlijk? Ik had zo vast geslapen, dat ik mij niet realiseerde dat ik in Spanje was met mijn lieve Gerard. Wij waren nu bijna één jaar verloofd. Toen ik hem leerde kennen viel ik als een blok voor hem. Hij was slank, had donkerblond, licht golvend haar. Hij was behulpzaam, maar hij had toch ook een negatieve karaktertrek en dat was dat hij gauw jaloers was. Zelf was ik volslank en had lang, blond haar. Ik wist dat jongens graag naar mij keken, maar maakte er geen misbruik van. Door mijn spontaniteit legde ik ook vrij snel contact.

Ik ging op de rand van het bed zitten. Gerard lag nog te slapen. Mijn zwarte teenslippers schoof ik aan mijn voeten en liep de woonkamer weer in, die wij gezamenlijk veertien dagen moesten delen. Uit mijn zwarte handtas haalde ik een rol ‘kaakjes’, nam er twee en legde de rol op het tafeltje neer. Ik ging zitten op het terras. Licht glooiende bergen doemden op. Het landschap bestond uit wat lage dorren struiken, zon gebleekte grasvlakten en zanderige wegen. Hier en daar zag je een boom die wel bestand zou zijn tegen de felle zon.

In de nabij gelegen slaapkamer hoorde ik wat gestommel en besloot om de woonkamer binnen te gaan.

‘Hoi Sonja, zei Angelique tegen mij, die in de slaapkamerdeur verscheen. Ik heb toch heerlijk geslapen?

‘Nou ik ook hoor! Eerlijk gezegd zat ik al op jou te wachten, want wij gaan vanmiddag op zoek naar een winkel om de nodige boodschappen te doen. De receptioniste had tegen ons gezegd dat de winkels pas in de namiddag open zouden gaan vanwege hun siësta.

´Wat is een siësta nou eigenlijk Sonja?’

‘In verband met de hitte van de zon, gaan de Spanjaarden rusten tussen 12.00 en 14.00 uur. De zon staat dan hoog aan de hemel. De meeste mensen sluiten dan hun winkels en staken met buiten werkzaamheden.

‘Laat de mannen dan maar even verder slapen, ik leg wel een briefje voor ze neer dat wij boodschappen aan te doen zijn, Sonja.’

‘Een ding moeten wij niet vergeten, zei ik weer: flessen met water. Water drinken uit de kraan is slecht dat wij het risico lopen om diarree te krijgen.’

Jacqueline fatsoeneerde met haar smalle vingers haar donkerblonde, halflange haar. Ondanks ze stevig van postuur was volgde ze de mode op de voet. Zelf had ik het niet zo met mode. Eigenlijk waren wij tegenpolen. Zij hield van kleding en ik droeg kleding vaak uit noodzaak en liep hoofdzakelijk rond in spijkerbroeken. Gerard had weleens tegen mij gezegd: ‘koop eens een leuke, korte, rok?’

‘Wat sta je in gedachten Sonja; kom wij gaan? Wij moeten nog uitvinden waar de dichtstbijzijnde winkel is. Jacqueline krabbelde snel iets op een stukje papier dat ze uit haar agenda had gescheurd en legde het op de kleine salontafel neer. Wij pakten onze handtassen en gingen op weg.

Vanaf het hotel liep de weg glooiend naar beneden richting het dorp. Er was nog geen winkel te zien, maar wel Spaanse mensen die ons groeten en voor hun deuren zaten op houten stoelen met biezen matting. Er waren niet veel oudere kinderen op straat. Die waren blijkbaar nog op school. Halverwege de weg was er een kleine benzinepomp, maar nog steeds was er geen winkel te zien. Hier en daar zag ik een wirwar van straatjes met witgekalkte huizen. De middenweg was niet geasfalteerd, maar bestond uit verhard zand, dat opstoof als er een auto passeerde. Een gedrongen man met een zwarte, platte pet passeerde ons met een ezel, die er net zo stoffig uit zag als de straat. Het dier had een strooien hoed op, waarvan de rafels zichtbaar waren. Tussen zijn oren zat de hoed geklemd. Het was zo’n grappig gezicht dat ik bijna moest lachen. Het lastdier droeg aan weerszijden middelgrote kruiken die vastzaten aan diverse touwen in twee manden.

‘Wat zou er in zitten vroeg ik mij af? Wijn misschien?

‘Kijk daar eens Sonja, riep Jacqueline. Aan de linkerkant is volgens mij een kleine supermarkt.’

‘Het wordt tijd, want wij zijn nu al drie kwartier onderweg.’

Een allervriendelijkste Spaanse verkoopster van middelbare leeftijd zei ons gedag toen wij haar supermarkt binnenstapte en wij zwaaiden naar haar. Tussen de schappen zochten wij naar de boodschappen en namen het hoognodige mee. Ook harde broodjes namen wij mee, die de vrouw zorgvuldig in een plastic zak deed. Ze mompelde iets in het Spaans, maar ze had al gauw in de gaten dat wij toeristen waren. Na het betalen van de benodigde peseta’s kreeg ik de kassabon, die ik zorgvuldig bewaarde voor mijn plakboek thuis. Het leek mij een leuk aandenken om kassabonnen te bewaren.

Met een korte knik zeiden wij de vrouw gedag en gingen de lange weg terug omhoog.

‘Wat zijn die waterflessen zwaar, zei Jacqueline tegen mij en wat heb ik het warm.’

‘Ik heb het ook warm hoor, zei ik met een afgezakt gezicht. De volgende keer halen de mannen maar boodschappen.’

De receptioniste van ons complex riep ons, bij het zien van het dragen van de boodschappen en zei keurig in het Engels, dat er een paar keer per dag een busje naar het dorp reed om toeristen te vervoeren. Wij bedanken haar en vonden het jammer dat wij er zojuist geen gebruik van hadden gemaakt.

‘Dat had ons wat voetstappen gescheeld, mompelde ik.’

Jacqueline moest lachen en wij stapten de lift in. Ik deed de kamerdeur open en zag dat de mannen al in de kamer zaten. Edward kamde zijn rossige haar en Gerard zat onderuit op de bank televisie te kijken.

‘Kom maar hier dames, ik pak de boodschappen wel aan en ruim ze op bood Edward aan. Ik zie dat jullie ook broodjes hebben meegebracht. Dan smeer en beleg ik ook nog wat broodjes voor ons. Tot heden hebben wij nog niet veel gegeten.

‘Gerard, wil jij voor ons wat water inschenken; dat hebben wij wel verdiend, vroeg ik aan hem. Natuurlijk doe ik dat. Weet je dat het afgekoelde water wat op de aanrecht staat niet te drinken is, het smaakt naar chloor.

‘Gatver…! riep Jacqueline. Thuis heb ik in een tijdschrift gelezen dat je last krijgt van je darmen als je ervan drinkt.’

‘Dat zei ik toch Jacqueline.’

‘Nou vanaf vandaag is dat afgelopen. Wij hebben ons gesjouwd aan zes flessen water en de nodige boodschappen. Kijk maar de striemen staan nog in mijn handen van het handvat van de plastic tasjes en liet mijn handen aan Gerard zien.

Edward nam de boodschappentasjes aan en ik liep naar de slaapkamer, pakte uit mijn koffer wat brochures en las dat er op de boulevard van Torremolinos, een stad in de regio, wat restaurants waren en cafés. Daar gaan wij vanavond dineren zei ik tegen de anderen en nam een flinke teug van het gekoelde water dat Gerard had neergezet. Het chloorwater dat op de aanrecht stond goot ik in de gootsteen.

‘Heerlijk zeg, wat heb ik daar naar verlangd, koel water. Ik nam een hap van het broodje met worst. Het broodje was wel vrij hard.’

In de namiddag vertrokken wij met het hotelbusje naar Torremolinos met zijn mooie strand, boulevard en palmbomen. De chauffeur vertelde ons, dat hij een paar keer per dag het strand bezocht tot 23.00 uur. Daarna moesten wij een taxi nemen om terug te gaan naar het restaurant. Op het warme zand legden wij onze badlakens neer en bleven er tot de avond. Na een paar uur was het tijd om een restaurant te zoeken op de boulevard.

Zo’n honderd meter verder zag Gerard een restaurant. Het terras had leuke gekleurde stoelen en tafels.

‘Zullen wij hier maar plaatsnemen, vroeg Gerard? Ik zie de ober al aankomen lopen, grapte hij’.

De man met een smalle snor, mompelde iets onverstaanbaars en gaf ons de menukaart. Onder een Spaanse tekst stond gelukkig met Engels geschreven, wat het menu betekende. Wij kozen gezamenlijk voor een eiergerecht, tortilla genaamd en een kleine karaf met Sangria. Het duurde nog vrij lang voordat het eten werd gebracht. Vanaf het terras, keken wij richting de zee en keuvelden wij over wat deze eerste dag ons had gebracht. De tortilla smaakte ons goed.

Het busje bracht ons weer terug naar ons appartement en namen nog plaats op ons eigen terras. Het was al vrij donker buiten en in de verte hoorde wij het geluid van wel honderden krekels. Mijn oogleden voelde zwaar aan. Het was tijd om naar bed te gaan.

De volgende ochtend was ik vroeg wakker en besloot ons ontbijt klaar te maken. Met het flessenwater dat ik in de fluitketel deed, zetten ik wat koffie, smeerde de broodjes en plaatste een bord met Spaanse worst, kaas, chocopasta en jam op tafel. De kaas zag er wat gebleekt uit en bleek bij het lezen op de verpakking uit Spanje te komen. Bij nader inzien was de kaas wel lekker, maar anders dan thuis. Eén voor één kwam iedereen uit bed en aten wij ons ontbijt op. Edward en Jacqueline besloten om vandaag naar Fuengirola te gaan een andere grote stad in de nabijheid van Los Boliches. Jacqueline had gehoord, dat daar meer winkels waren, want ze was dol op winkelen. Dat wist ik van haar. Gerard en ik besloten om eerst eens te gaan kijken of het zwembad van ons complex al gereed was om daarna met het busje weer naar Torremolinos te gaan. Het strand daar was ons goed bevallen. Met een fles water en wat versnaperingen gingen wij op weg. Op de terugweg zouden wij wat boodschappen meenemen voor de komende dagen.

De Spaanse chauffeur parkeerde zijn busje naast een potsierlijke open koets met een paard die geel met blauw gekleurde pluimen op zijn hoofd had. Aan zijn leidsels hingen rode kwasten en hij had oogkleppen voor. Op de bok zat een keurig geklede man in een zwart jacquet met op zijn hoofd een platte zwarte hoed. Bij het uitstappen grijnsde hij naar mij met zijn witte tanden, waardoor ik een gouden tand zag zitten. Snel liep ik Gerard achterna die al op het strand liep. Niet ver van de boulevard verwijderd vonden wij een leuk plekje. Net voordat ik de badhanddoeken wilde neerleggen zag in een aantal strandstoelen staan, die er gisteren niet stonden.

‘Zullen wij een strandstoel huren? vroeg ik aan Gerard die bezig was om zich om te kleden in zijn blauwe zwembroek. Ik zie alleen die strandstoelenverkoper nergens.’

‘Hier heb je mijn portemonnee Sonja, ik neem intussen een duik in zee.’

Ik nam plaats, pakte een tijdschrift uit mijn tas die ik vanuit mijn ouderlijk huis had meegenomen. Na enige tijd stond er opeens een corpulente man voor mijn neus, mompelde wat in het Spaans, maar ik begreep wat hij bedoelde. Drie vingers stak hij op en ik betaalde drie peseta’s. Hij stopte het geld in een juten zak die hij aan zijn broekriem had vastgemaakt, grijnsde en liep verder naar een echtpaar die een paar stoelen verwijderd van mij zaten. Met Edward had Gerard afgesproken dat hij en Jacqueline na hun bezoek aan Fuengirola, naar ons toe zouden komen op het strand. Wij zouden dan gezamenlijk weer gaan eten in een nieuw te ontdekken restaurant.

Wat later in de middag arriveerden ze en vertelden hoe ze de stad Fuengirola hadden beleefd. Ik moest lachen om Jacqueline. Ze vertelde honderduit over de nodige kledingwinkels. Ik kende haar al een tijdje. Ze woonde voor haar trouwen in de buurt van mijn ouderlijk huis en wij werden vriendinnen. Voor ze Edward leerde kennen op een schoolfeest gingen wij de zaterdagmiddagen regelmatig naar de stad om te winkelen. Vergeleken bij mij was ze koopziek en kocht ze regelmatig kleding. Edward had moeite met haar koopgedrag, maar nam het soms voor lief nu ze waren getrouwd.

Er passeerde een leuke, vlotte jongen van onze leeftijd en hij bleef onverwachts staan. Hij had zwart, gekruld haar dat op zijn schouders viel. Zijn donkerbruine ogen keken mij aan van top tot teen. Ik werd er bijna verlegen van. Uit een koelbox haalde hij een blikje cola tevoorschijn en met een glimlach gaf hij het aan mij. Ook de anderen gaf hij een blikje. Voordat wij wat konden zeggen stak hij een paar vingers op om aan te geven hoe duur de blikjes waren. Edward betaalde hem de peseta’s. Nadat hij het geld had aangepakt wees hij met zijn wijsvinger naar zijn borst en zei: ‘Manuel!’en gelijk wees hij naar mij en ik zei:

‘Sonja!’

Hij probeerde mijn naam na te zeggen, maar het kwam er zo stuntelig uit, dat wij allemaal moesten lachen, op één iemand na: Gerard. Verontwaardigd keek hij mij aan, er viel een stilte. Manuel had het blijkbaar in de gaten en droop af. Hij vervolgde zijn weg.

‘Waarom ben jij met die Manuel aan het flirten Sonja? vroeg hij geïrriteerd aan mij.

‘Flirten, hoe kom je erbij, je hebt toch zelf gezien hoe het ging. Het is gewoon een gewiekste zakenman, die ons overrompelde met zijn frisdrank. Ik moest alleen lachen hoe hij mijn naam uitsprak. Jij moet toch beter weten, wij zijn verloofd Gerard, weet je nog?

Jacqueline keek beteuterd mijn kant op, maar zei niets. Ze had zo’n reactie van Gerard zeker niet verwacht.

‘Zullen wij eens een restaurant opzoeken? vroeg Edward aan Gerard. Mijn maag begint onderhand te rammelen. Kijk niet zo droevig man, er is niets aan de hand.’

Wij sprokkelden onze spullen bij elkaar en kozen een nieuw restaurant uit op de boulevard. Enigszins in mijn eer getast, liep ik op gepaste afstand achter Gerard aan. Hij was altijd zo gauw jaloers en dat verpestte vaak de sfeer. Bij aankomst konden wij helaas niet buiten op het terras zitten en besloten om naar binnen te gaan. Het restaurant was in een typisch Spaans interieur opgetrokken met zwarte houten meubels. Hier en daar hingen kleine wijnkruiken in een groot visnet aan het plafond. Rondom de bar lag de stenen vloer bezaaid met schillen van garnalen, die sommigen Spanjaarden, na het eten ervan op de grond gooide. Wat smering dacht ik bij mijzelf en ging deels met mijn rug naar hun toe zitten. Deze keer bestelden wij een pan paella, wat frisdrank en sangria voor Edward, die er verslaafd aan bleek te zijn.

‘Ik slaap er lekker op Sonja, grapte hij, toen hij zag dat ik naar de karaf keek, die even later op tafel werd gezet. De ober bracht een grote pan paella binnen en vertelde in wat gebrekkig Engels dat wij gezamenlijk uit deze pan moesten eten.

‘Elk land heeft zo zijn gewoontes Edward, zei Jacqueline tegen hem.’

Na het heerlijke diner wandelden wij terug over de boulevard en kocht ik bij een souvenirwinkeltje een paar ansichtkaarten voor mijn ouders en zus. Ik vond twee leuke geborduurde kaarten met een voorstelling van een typisch Andalusisch danspaar erop. Ook nam ik een schattige, kleine ezel mee van stro gemaakt, die er uit zag als de ezel die ik eerder had gezien, met zijn strooien hoedje. De bus stond al te wachten en voor wij het wisten waren wij alweer gearriveerd bij het appartementencomplex.

De dag was alweer om. Edward keek nog televisie en Jacqueline pakte een boek en was even later verzonken in een verhaal. Gerard kriebelde opeens in mijn nek toen wij op de bank zaten. Ga je mee naar bed schatje, vroeg hij lief.

‘Hij had zeker iets goed te maken, mompelde ik binnensmonds.’

‘Wat zei je Sonja?’

‘Laten wij maar naar bed gaan, loog ik.’

De dagen vlogen voorbij en wij hadden veel ondernomen met of zonder elkaar. In de directe omgeving was er veel historie te zien. Wij hadden deze tips te danken aan een Spaanse gids die om de dag beneden in de lounge van het complex aanwezig was voor de toeristen. Hij stond ons met raad en daad bij. Bijna zat onze vakantie erop.

Vanonder zijn hoofdkussen van ons bed haalde Gerard zijn portemonnee tevoorschijn.

‘Wij zijn zuinig geweest Sonja en niet teveel geld uitgegeven, wij hebben namelijk nog een paar dagen te gaan.

‘Ik ga vanochtend niet met je mee naar de supermarkt, zei ik tegen hem. Vraag anders of Edward met je mee gaat?

‘Die ligt zijn roes nog uit te slapen van de Sangria van gisterenavond’.

‘Alweer! die drinkt dat spul als limonade, zei ik weer.’

‘Vraag of Jacqueline met je meegaat? Hier heb je het boodschappenbriefje.

Die middag vertrokken Gerard en Jacqueline met het busje richting de supermarkt. Op de terugweg zouden ze nog een kijkje nemen bij het zwembad. Ik wilde mij douchen deze ochtend en liep naar de badkamer toe. Er hing een penetrante lucht van vochtige handdoeken, die hier en daar rondslingerde. Er hing er zelfs een in de wasbak. Ik pakte het boeltje bij elkaar en legde het neer in een hoek van de badkamer. Vanavond zou ik het met de anderen bespreken. Een beetje opruimen kon toch wel vroeg ik mij af. Ik keek op mijn horloge, het kamermeisje had er al moeten zijn met de schone handdoeken. Ik liep naar de slaapkamer waar Edward lag te slapen, deed de deur op een kier en hoorde een gesnurk.

‘Die is voorlopig niet wakker te krijgen, mompelde ik.’

Opeens herinnerde ik mij dat rond deze tijd onze gids José in de lounge aanwezig was. Ik moest schone handdoeken hebben, ook voor de anderen. Ik stapte in mijn zwarte teenslippers die onder de salontafel lagen, deed zachtjes de deur achter mij dicht en liep door de gang richting de lift. Toen ik uit de lift was gestapt zag ik José in een animerend gesprek met een echtpaar. Wat verderop aan de lange tafel zaten twee jongens, die mij iets ouder leken dan ik zelf was.

´Hebben jullie zo dadelijk ook een gesprek vroeg ik aan een van de jongens met rood piekhaar en zijn gezicht vol sproeten? Jazeker, antwoordde zijn vriend. Maar het echtpaar is al drie kwartier met de gids in gesprek.

‘Het is niet anders, fluisterde ik zacht. Ik ga even wat te drinken halen aan de bar. Als jullie José gesproken hebben willen jullie mij dan even roepen, vroeg ik beleefd. Ik blijf even bij de bar.

´Akkoord! zei hij weer en ik liep richting de bar en nam plaats op een met rood fluwelen zitting van de barkruk.

Nadat ik een tweede tonic had genuttigd, stapte ik van de kruk af en zag in een hoek van de lounge een bekend persoon zitten in gesprek met de manager van het appartementencomplex. Het was ´Manuel` de drankverkoper uit Torremolinos. Maar wat deed hij hier? Hij zag mij niet en ik liep terug naar de jongens die net opstonden en mij wenkte dat zij klaar waren met het gesprek.

‘Hallo Sonja, vertel! wat kan ik voor je betekenen, vroeg José aan mij?’

‘Het is mij opgevallen dat er gisteren en vandaag geen schone handdoeken zijn gebracht door een van de kamermeisjes. Ik wilde mij gaan douchen en trof alleen vochtige handdoeken aan.´

‘Je bent al de zoveelste van vanochtend Sonja, wij zijn sinds twee dagen onderbezet, omdat één van de kamermeisjes ziek is geworden en de andere heeft niets meer van zich laten horen. Maar ik zal meteen zorgen dat je schone handdoeken krijgt.’

‘Bedankt José en ik ging snel weer naar boven. Net toen ik was uitgekleed en in mijn korte badjas door de kamer liep, werd er op de deur geklopt. Dat is snel en liep naar de deur. In mijn haast vloog een van mijn slippers van mijn voeten en belandde in de buurt van de deur. Een stem zei: ‘ik heb hier een stapel handdoeken voor u.’

´Komt u maar binnen hoor en opende de deur zonder te kijken wie het was en liep meteen de woonkamer weer in.

‘Waar kan ik de handdoeken neerleggen antwoordde de persoon weer?’

Edward was intussen wakker geworden door luidruchtig gepraat en ging zitten op de rand van zijn bed. Wat was dat voor een onbekende stem. Nieuwsgierig opende hij de deur en keek voorzichtig, zonder dat iemand hem zag, de kamer in. Op hetzelfde moment hoorde hij een gil en een manspersoon lag languit met een partij handdoeken in de kamer. Eduard en ik zagen de man overeind krabbelen, wat niet direct lukte. Ik zag dat hij was gevallen over een van mijn slippers die nog bij de deur lag. Op het moment dat ik hem overeind wilde helpen, viel de bovenzijde van mijn badjas open, waardoor mijn borsten zichtbaar werden en keek ik in de ogen van Manuel. ‘Sonja! en hij mompelde iets onverstaanbaars in het Spaans, draaide zich om en rende de nog openstaande deur uit. Hij liep Gerard bijna omver, die aan de grond genageld in de deuropening stond. Snel verborg ik mijn borsten achter de kraag van mijn witte badjas. Gerard begon meteen te schelden en riep: ‘wat een mooie verloofde ben jij, vreemd gaan met die Manuel. Zie je nou wel dat je niet te vertrouwen bent. Heb je soms een stoeipartij gehad met die drankverkoper van het strand met al die handdoeken. Je borsten hingen als rijpe appels uit je badjas.’

Ik wilde wat tegen hem zeggen, maar kreeg geen woord uit mijn keel. Door zijn onverwachte reactie was ik overdonderd. Edward hoorde wat Gerard tegen mij zei, kwam de woonkamer binnengelopen en schoot mij te hulp.

‘Gerard! Niets is wat het lijkt! Er is helemaal niets gebeurd, want ik heb alles vanuit mijn slaapkamer zien gebeuren.´

Maar Gerard was boos en liep meteen de deur weer uit en passeerde Jacqueline, die net naar binnen wilde komen met een tas met boodschappen.´

De andere tas met boodschappen staat nog bij de lift Gerard!´, riep ze hem nog na, omdat ze niet wist wat er aan de hand was. Ik ruimde de handdoeken op en begon opeens onbedaarlijk te huilen.

‘Ga zitten Sonja ik zet wel even koffie, zei Edward.´

De rest van de dag zag ik Gerard niet meer. Rond middernacht kwam hij binnen. Maar Edward was streng en beval hem te gaan zitten en te luisteren wat hij te zeggen had. Zelf hield ik mij samen met Jacqueline afzijdig op het terras van ons appartement en sloten de openslaande deuren. Binnen ging het er heftig aan toe. De schellen waren van mij ogen afgevallen. Met deze jaloerse jongen kon ik niet gaan trouwen en ik vertelde tegen Jacqueline dat ik van plan was een punt achter onze relatie te zetten als ik weer in Nederland was.

‘Weet je het zeker Sonja, vroeg Jacqueline aan mij?’

‘Heel zeker, ook al biedt hij zijn verontschuldigingen aan, mijn besluit staat vast.’ Rond middernacht verontschuldigde hij zich, maar ik nam het voor kennisgeving aan.

Onderweg naar het vliegveld verontschuldigde hij zich opnieuw voor zijn woedeaanval en zijn onuitstaanbare gedrag, maar ik was niet te vermurwen en vertelde hem dat het over en uit was tussen ons. Bij aankomst op Schiphol ging hij weg zonder afscheid van mij te nemen en ging ik samen met Edward en Jacqueline met de taxi naar huis. Nooit heb ik meer iets van Gerard gehoord. Jaren later trouwde ik met mijn lieve man Cees.

Edward en Jacqueline verloor ik na jaren uit het oog, tot op het moment dat ik een rouwadvertentie in een landelijk dagblad las. Jacqueline was overleden. Ik was zelf sinds twee jaar weduwe van Cees en wist wat Edward nu moest meemaken en nam mij voor om naar de begrafenis te gaan. Ik had hem in jaren niet gezien. Zo kregen wij onverwachts weer contact met elkaar. Vier jaar na de dood van Jacqueline trouwden wij met elkaar en verbleven elk jaar in de winter in ons koopappartement in Spanje.

Opeens hoorde ik voetstappen, keek omhoog en zag twee blauwe ogen die naar mij lachten en hij zei: Wat zit je toch in gedachten Sonja? ´

´Ach, ik dacht weer even aan vroeger tijden Edward, vooral aan het moment dat jij tegen Gerard zei: ‘Niets is wat het lijkt! Toen wist ik hoe Gerard werkelijk was en met een jaloerse man kon ik niet leven.

Wat een verloren verleden was, is nu een nieuwe toekomst voor ons beiden!

 

 

De reddende engel.

schaap

Ik ben trots op mijn man die gisterenavond een schaap heeft gered uit zijn benarde positie in de buurt van de Benthuizerplas. Hij ging die avond fietsen langs de plas en hoorde een geblaat van jewelste. Nu moeten jullie weten dat mijn man opgegroeid is in de polder. Een polderjongen let dan wat meer op geluiden etc. Hij keek op door het tumult en zag een schaap met zijn kop vastzitten in een afrastering van gaas. Het schaap was helemaal alleen en dat viel ook op. Helaas kon hij niet direct bij het schaap komen, omdat naast het fietspad een brede wetering ligt en dan pas het weiland. De enige manier was om naar de overkant te gaan. Na een omweg plaatste hij zijn fiets tegen een hek, deed zijn fiets op slot en klom over het hek heen en liep door het hoge gras van het weiland richting het schaap. Het schaap was nog steeds helemaal alleen en de andere schapen liepen aan de andere kant van het weiland. Het dier zat met zijn kop vast in het draadwerk. Met zijn handen trok hij het draad zover mogelijk open en het schaap trok uit zichzelf zijn kop eruit en zetten hem meteen op een lopen. ‘Bedankt voor de hulp hoor, riep mijn man het schaap al lachend na, die richting zijn soortgenoten was gelopen.’ Hoelang het schaap daar vastgezeten heeft weet niemand, waarschijnlijk de hele dag, anders had hij al vrij rondgelopen. Dankzij zijn oplettendheid heeft hij het schaap gered.

De beslissing.

11412419-illustratie-van-elegante-inktpot-en-pen

De dag is eindelijk aangebroken. Het is weekend. Ze besluit dat ze zo dadelijk weg gaat. Haar ouders komen haar helpen, samen met vrienden. Bij haar ouders gaat ze wonen. Ver hier vandaan. Ze neemt de benodigde dingen mee. Kleding, persoonlijke spullen en wat huisraad. Het meubilair laat ze staan.

De omgeving is prachtig waar ze woont. Veel groen en waterpartijen. Het huurappartement is gezellig ingericht. Toch hangt er sinds een paar maanden een kille sfeer. Het ligt niet aan haar dat het thuis ongezellig is. Ze houd van gezelligheid en een goed gesprek. Haar leven bestaat uit hard werken. Er is nog iemand in huis. Het is een schim die werkschuw is. Regelmatig verandert hij van werk. Hij houd van zijn vrijheid zegt hij, kort nadat ze met hem gaat samenwonen, tegen haar. Er is bijna geen conversatie. Ze ontmoet hem één jaar geleden via een contactadvertentie. Hij is haar eerste date. Het klikt. Bij de kennismaking is hij erg voorkomend tegen haar, dat weet ze nog goed. Hij vertelt haar dat hij een top-baan heeft. Vader waarschuwt haar. Hij is een praatjesmaker. Ze slaat zijn raad in de wind. Vrij snel gaat ze met hem samenwonen. Blind door de liefde zit ze nu in de problemen. Regelmatig verdwijnt hij als een dief in de nacht in één van de kamers van het huis. Avonden achter elkaar praat hij door een microfoon die in verbinding staat met zendapparatuur. Met allerlei mensen van over de hele wereld.

Ze voelt zich al maanden alleen. Ze praat met hem over deze kwestie. Het valt haar op dat hij niet luistert. Waarom praat je niet met mij? vraagt ze. Hij antwoordt niet. Hij hoort haar niet binnen komen als ze zijn koffie brengt en leeft in zijn eigen wereld. Nu is ze het zat. Ze voelt zich als een voetveeg. Zo dadelijk vertrekt ze, de vrijheid tegemoet. Gisterenavond dronk hij samen met vrienden een krat bier op. Bij het naar bed gaan viel hij als een blok in slaap. Ze tracht hem vanmorgen wakker te maken. Zonder resultaat. Dit is haar kans. De adrenaline giert door haar lijf.

Sneller dan verwacht staan haar ouders en vrienden voor haar deur. Terloops kijkt ze weer door de ruit van de slaapkamerdeur of hij nog slaapt. Stel je voor dat hij wakker wordt? Ze rilt. Daar moet ze niet aan denken. Met z’n allen starten ze meteen met inpakken. Ze vult vuilniszakken met huisraad, schoeisel en kleding. De tijd dringt. Nu moet ze haast maken. Even denkt ze aan die contactadvertentie van toen: ‘Jongeman, 32 jaar, charmant, houd van gezelligheid, is sportief, heeft diverse hobby’s.’ Ze is voor zijn mooie woorden gevallen. Hij doet zich mooier voor dan hij daadwerkelijk is. Charmant naar de buitenwereld toe. Thuis leeft hij als een kluizenaar. Sportief is hij zeker niet, eerder lui. Ook is hij onberekenbaar. ‘Ik vermoord je als je bij mij weggaat!’ zei hij op een dag tegen haar. Ze is bang voor hem. Steeds stelt ze uit dat ze bij hem weg wil. Vandaag is het háár dag. Ze steekt de reserve huissleutel in de voordeur en stapt snel naar buiten. De buitenlucht doet haar goed. Haar ouders en vrienden lopen mee in haar kielzog.

Het is een paar dagen later. Ze weet dat hij komt. Er was geen andere optie dan bij haar ouders te logeren. Een paar keer belt hij aan hun deur. Hij is agressief en scheldt. Ze belt de politie. Hij gaat mee naar het bureau. Twee dagen later staat hij er weer. Na één telefoontje aan de politie gaat hij weer mee. Weer gaat hij de cel in. Ze bespreekt met een advocaat wat te doen? Er volgt een rechtszaak. De rechter stelt een straatverbod voor hem op. Toch kent ze geen rust. Uiteindelijk besluit ze met haar ouders te verhuizen naar een andere provincie. Bij de plaatselijke gemeente vraagt ze een ‘adres geheimhouding’ aan. Nooit meer heeft ze hem meer gezien..

Bij elkaar en toch monddood.

imagesCADPD217Twee keien zaten tegenover elkaar in een park. Ze leken op moderne standbeelden, ontstaan uit twee grote keien die op rompen leken, met op elke romp een kleinere kei in de vorm van een gezicht. In keienstad Amersfoort hadden ze elkaar per toeval ontmoet. De gemeente had ze tegenover elkaar neergezet. Ze waren zo dichtbij elkaar en toch monddood.

Op een dag kwam er een jong en verliefd stel voor hun staan.

‘Wat zullen ze elkaar te vertellen hebben?’, vroeg het meisje aan haar vriend.

‘Ze lijken inderdaad heel vertrouwd met elkaar’, antwoordde de jongeman.

‘Toch jammer dat ze beiden niet echt zijn, misschien hebben ze een stenen hart, zei ze weer.’

‘Wat ‘grappig’ dat je dit zo zegt, zo te zien zullen ze hier nog wel jaren zitten en ons overleven.’

‘Leuk dat wij ze even een ‘stem’ hebben gegeven, zei hij lachend tegen haar. Ze knikte en liepen samen verder.